18002 |
verkleumd |
stijf:
stēf (L286p Hamont),
stif van də kauw (L286p Hamont),
stïf fan də kāuw (L286p Hamont),
versteven:
vərstēvən (L286p Hamont)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
(het heeft) een kou gepakt:
nǝ kāu̯ gǝpakt (L286p Hamont),
verkoud:
ch ben veͅrkawd (L286p Hamont),
ich bin verkauwd (L286p Hamont),
ich bin verkawd (L286p Hamont)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ech heͅm ən kāw oͅp də bōͅrst (L286p Hamont),
ge got n kāw pakkən (L286p Hamont),
ge got ne kauw pakken (L286p Hamont),
ge zult n kaw pakken (L286p Hamont)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verpatsen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərpatsən (L286p Hamont)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
tes āfgəslāgən (L286p Hamont)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
vərléégə zĭĕn (L286p Hamont)
|
verlegen
III-1-4
|
28090 |
verleggen |
bakken omleggen:
bakǝ ømlɛqǝ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Emma])
|
Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549]
II-5
|
21393 |
verliezen |
verlieren:
vərlīərə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
verliezen:
verlīēzen (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
vərlizə (L286p Hamont),
vərlīzən (L286p Hamont)
|
Verliezen. [Willems (1885)] || wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
congé:
kǫnžē (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg]),
een betaalde:
nǝ bǝtɛldǝ (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Laura, Julia])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
34165 |
verlopen |
leeg zijn:
lēx zīn (L286p Hamont)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|