22373 |
wip |
wip:
/
wip (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont),
Op de wip zitten.
wep (L286p Hamont)
|
/ [SND (2006)] || wip [SND (2006)] || Wip.
III-3-2
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wepn"s (L286p Hamont),
wepnøs (L286p Hamont)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)eepen (L286p Hamont),
wippen (L286p Hamont),
De jong waren aan het wippen (aan).
wepə (L286p Hamont)
|
Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || wippen [GTRP (1980-1995)] || Wippen.
III-3-2
|
32461 |
wis |
wis:
wes (L286p Hamont)
|
Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.]
II-12
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝn (L286p Hamont)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
34143 |
wisselen van tanden |
wisselen:
wesǝlǝn (L286p Hamont)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
beͅntjən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
colletje (<fr.):
kolleke (L286p Hamont)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄r (L286p Hamont)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
we.t (L286p Hamont)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
hoddelenkaas:
hottelekéés (L286p Hamont),
smeerkaas:
Syst. Frings
smērkēͅs (L286p Hamont),
smērkɛ̄s (L286p Hamont)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|