e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zweren zijn eed doen op: ech wel ər minən ījət oͅp dūn (Hamont) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: di won zal ätərən (Hamont), zweren: zwāēren (Hamont) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || zweren, etteren [ZND m] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ̄.rǝm (Hamont) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels zwerm: zwērm (Hamont) zwerm [Willems (1885)] III-4-1
zwermen zwermen: zwɛrǝmǝ (Hamont) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: gəzweͅt (Hamont) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] III-1-2
zwezerik soepieten: Syst. Frings  sypitən (Hamont), səpitən (Hamont) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
zwichtstelling balustrade: baløstrāt (Hamont), galderij: kɛldǝręj (Hamont) De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23] II-3
zwijgen zwijgen: echzaltmɛrzwigə (Hamont) Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
zwijmelen schravelen: sxrāvǝlǝ (Hamont) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9