18551 |
broekzak achter |
konttas:
kōntēs (L286p Hamont)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boksetēͅs (L286p Hamont),
boͅksəteͅs (L286p Hamont)
|
broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broeder:
brower (L286p Hamont),
browwer (L286p Hamont),
broer:
brŭŭr (L286p Hamont),
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
bruur (L286p Hamont),
brūūr (L286p Hamont)
|
broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
33900 |
brokkelhoef |
rotte poten:
rǫtǝ pyǝt (L286p Hamont)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
21603 |
brompot |
brombeer:
broͅmbēͅr (L286p Hamont),
grolpot:
groͅlpoͅt (L286p Hamont),
grommerd:
nə gromərt (L286p Hamont)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
24948 |
bron |
bron:
brǫn (L286p Hamont)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
34342 |
bronstig |
brandig:
brenǝx (L286p Hamont),
bremmig:
bremex (L286p Hamont)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
springen:
spreŋǝn (L286p Hamont)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
heet:
hiǝt (L286p Hamont),
paardig:
pē̜rdex (L286p Hamont),
sturig:
stīrex (L286p Hamont)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
33865 |
bronsttijd |
staan:
stǭn (L286p Hamont)
|
Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44]
I-9
|