32802 |
dubbel eggen |
dobbel [eggen]:
dǫbǝl [eggen] (L286p Hamont)
|
Manier van eggen, waarbij men elke egstrook na het keren voor de helft overegt. Op deze wijze wordt de grond tweemaal door de eg-tanden bewerkt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a+ 1b+ 1d add.; N 11A, 84a]
I-2
|
32866 |
dubbel gezwad |
dubbel gezwad:
døbǝl [gezwad] (L286p Hamont)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33963 |
dubbele lijn |
dobbel kordeel:
dǫbǝl kǝrdiǝl (L286p Hamont)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
ps. omgespeld volgens Frings.
døbəlkə (L286p Hamont)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
didūf estām, əntāmdūf (L286p Hamont),
dī duf es tām, en tām duf (L286p Hamont),
dōef (L286p Hamont),
duf (L286p Hamont),
dūvən hāwən ... (L286p Hamont),
dôêven hauwen ... (L286p Hamont),
en doehf (L286p Hamont),
Duiven houden.
dūf (L286p Hamont),
Pl. [u:]
dū:f (L286p Hamont)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND 08 (1925)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
dōēf (L286p Hamont),
duf (L286p Hamont),
dūf (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
duif [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duikelen:
ü of oe?
dukele (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
duiken:
ü of oe?
duke (L286p Hamont)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
dum (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18689 |
duimeling |
duimelaar:
dymlər (L286p Hamont)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
dy(3)̄vəl (L286p Hamont)
|
De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)]
III-3-3
|