19310 |
durven |
dorren:
dèùərə (L286p Hamont),
dö:ren (L286p Hamont),
dø̄rən (L286p Hamont)
|
durven [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dy(3)̄[ə}r (L286p Hamont)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daouwən (L286p Hamont)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
23229 |
dwaallicht |
dwaallicht:
dwōͅlecht (L286p Hamont),
dwaallichtje:
dwoallichjen (L286p Hamont),
heksenlichtje:
heksenlichtjen (L286p Hamont)
|
Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
reekskop:
rē̜kskǫp (L286p Hamont)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsbomen:
dweͅrsbuəmən (L286p Hamont),
vregelen:
cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....
vrègelen (L286p Hamont),
vréégələ (L286p Hamont)
|
dwarsdrijven, tegenstribbelen || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] || wrijving zoeken, gewild tegenstribbelen, dwarsdrijven
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
vregelaar:
cf. WNT s,v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen"4. (Onz. en wederk.) Alleen in Limb."Moeilijkheden maken, plagend elkaar dwarsbomen, redetwisten....
vrègelèèr (L286p Hamont),
zie ook toelichting "dwarsdrijven
vréégəlééər (L286p Hamont),
warszak:
wa nə wēͅrsak (L286p Hamont)
|
dwarsdrijver, wringer || vregelaar || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
27193 |
dwarsligger |
travers:
travęr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790]
II-5
|
18802 |
dwaze streek |
kinderstreek:
deͅsənkendərstrek (L286p Hamont),
däs ən kendərstrēk (L286p Hamont),
zotte streken:
deͅzinzoͅtəstrek (L286p Hamont),
dä zīn zottə strēk (L286p Hamont)
|
Dat is een kinderstreek, dat zijn zotte streken. [ZND 07 (1924)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweil (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
dwēͅl (L286p Hamont)
|
dweil || Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|