24313 |
engerling, larve van de meikever |
made:
moij (L286p Hamont),
spekmade:
speͅkmōͅi̯ (L286p Hamont)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
ech heͅp minən ēnkəl støk gəstuətə (L286p Hamont)
|
ik heb mijn enkel stuk gestooten [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
griffelen:
greffələn (L286p Hamont),
grefələ (L286p Hamont),
griffelen (L286p Hamont)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
ātǝrǝndø̄ (L286p Hamont)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
`n envelop (L286p Hamont),
`n əmvəloͅp (L286p Hamont),
amvolop (L286p Hamont),
enveloppe (L286p Hamont),
ən a͂nvəlop (L286p Hamont)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
besmettelijke ziekte:
deͅsən bəsmeͅttələkə zikdən (L286p Hamont),
tes ən bəsmätələkə ziktə (L286p Hamont),
ziekte die besmettelijk is:
die ziekte is besmettelijk (L286p Hamont)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33610 |
erf |
geleg:
gəleͅx (L286p Hamont),
mesterhof:
mēͅstrəf (L286p Hamont),
plaats:
pleͅts (L286p Hamont)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
aangelag:
ǭngǝlox (L286p Hamont)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
gemènd (L286p Hamont),
germind (L286p Hamont),
gəmànt (L286p Hamont),
menens:
mànnəs (L286p Hamont),
serieus:
sərəjø͂ͅs (L286p Hamont)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ēͅrt* (L286p Hamont),
ērt (L286p Hamont),
ɛ̄.rt (L286p Hamont)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|