18167 |
rafel |
faggel:
feggələn (Q002p Hasselt),
franjel:
franjels (Q002p Hasselt),
fronjelen (Q002p Hasselt),
kettel:
keddələn (Q002p Hasselt),
rafel:
riefels (Q002p Hasselt),
rieëfəls (Q002p Hasselt),
rafeltje:
b.v. riëfelkes an ur (h)imme.
riëfelke (dim.) (Q002p Hasselt),
vezel:
fezele (Q002p Hasselt)
|
rafel || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
halve maan:
aləfmōͅn (Q002p Hasselt),
spinnengeweefborstel:
m.
spēͅnəgəwiəfboͅsəl (Q002p Hasselt),
spinnenkop:
bezem met harde haren om de spinnewebben te verwijderen
spēͅnəkoͅb (Q002p Hasselt),
spinnenveger:
spenəviəgər (Q002p Hasselt)
|
bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol [ZND B1 (1940sq)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
21164 |
rails |
railen (<eng.):
relle (Q002p Hasselt),
rails (<eng.):
rails (Q002p Hasselt),
rels (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
richels:
riegels (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rammeltje:
e remmelke (Q002p Hasselt),
WNT rammel IV.
remmelke (Q002p Hasselt),
rijder:
rēͅər (Q002p Hasselt),
rammelaar
rèèr (Q002p Hasselt)
|
het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || konijn, mannetje || Rammel2: Kinderrammelaar. || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
34631 |
rammelkar |
bommelkar:
bumǝlkār (Q002p Hasselt),
hoddelkar:
hǫdǝlkār (Q002p Hasselt)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramanas (Q002p Hasselt),
ramenas (Q002p Hasselt),
rammenas (Q002p Hasselt),
rəmənas (Q002p Hasselt)
|
[ZND 41 (1943)]rammenas
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
boord:
bōͅRt (Q002p Hasselt),
rand:
rangk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33827 |
rank paard |
renpaard:
ręnpi̯ā.t (Q002p Hasselt)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
24229 |
ransuil |
ooruil:
urēͅl (Q002p Hasselt)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gastig (Q002p Hasselt),
gastig spek (Q002p Hasselt),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
jà.stəx (Q002p Hasselt)
|
garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig spek
III-2-3
|