32976 |
rogge |
koren:
[koren] (Q002p Hasselt),
rog(ge):
rǫgǝ (Q002p Hasselt)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
Syst. Frings
poͅmpərnekəl (Q002p Hasselt),
Syst. Frings Heel zwart brood ± zurig dat gegeven werd aan Napoleons paard!
poͅmpənikəl (Q002p Hasselt),
poͅmpərnekəl (Q002p Hasselt),
roggebrood:
rogge broed (Q002p Hasselt),
roggebroewed (Q002p Hasselt),
roggebroeëd (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
zwart brood:
zwardbrut (Q002p Hasselt),
zwart brōēëd (Q002p Hasselt),
zwat broed (Q002p Hasselt)
|
Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
20674 |
roggemeelpap |
roggepap:
Syst. Frings
roͅgəpap (Q002p Hasselt)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
bøvəroͅk (Q002p Hasselt),
rok:
roͅk (Q002p Hasselt)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
roͅk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt)
|
rok [ZND m] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19493 |
roken |
roken:
rōēke (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
roken || tabak verbruiken
III-2-3
|
18318 |
rokkussentje |
kontkussen:
koͅntkesə (Q002p Hasselt),
wrong:
vruŋk (Q002p Hasselt)
|
kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32835 |
rolkrabber |
akkerstek:
[akkerstek] (Q002p Hasselt)
|
Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149]
I-2
|
32834 |
rollen |
rollen:
rǫlǝ (Q002p Hasselt),
wellen:
wɛlǝ (Q002p Hasselt)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
21647 |
rolletje munten |
cartouchetje (<fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
ə kartuškə (Q002p Hasselt),
poep:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən pup (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
rol:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən reͅl (Q002p Hasselt),
rolletje:
ps. omgespeld volgens Frings.
roͅləkə (Q002p Hasselt)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|