24897 |
schemeren |
het is aan het schemeren:
Geen zelfstandig naamwoord; enkel het werkwoord wordt gebruikt.
(h)et ès an`t scheemere (Q002p Hasselt),
schemeren:
sxē.mərə (Q002p Hasselt),
#NAME?
sxijəmərə (Q002p Hasselt),
sxīəməri (Q002p Hasselt),
donker worden
sxiəmərə (Q002p Hasselt),
i.e. de schemering.
t schemert (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemeren [ZND m] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
het schemert voor mijn ogen (Q002p Hasselt),
sterren zien:
ix seͅi̯ən starə (Q002p Hasselt),
sterretjes zien:
ich sein staarkes (Q002p Hasselt)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
schemer:
(m.)
də sxiəmər (Q002p Hasselt),
schemering:
də sxīəməreŋ (Q002p Hasselt),
schemering (Q002p Hasselt),
valavond:
(m.)
vàlōͅvənt (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
schenkel:
schè.nkel (Q002p Hasselt),
sxe.ŋkəl (Q002p Hasselt)
|
schenkel [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
biərkəraf (Q002p Hasselt),
v.
bii̯ərkəraf (Q002p Hasselt),
carafon (fr.):
zeer oud
karafoͅŋ (Q002p Hasselt),
edikkaraf:
v.
ēkkəraf (Q002p Hasselt),
jeneverkaraf:
žənēvərkəraf (Q002p Hasselt),
karaf:
karaf (Q002p Hasselt),
v.
kəraf (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
oliekaraf:
v.
øͅlžəkəraf (Q002p Hasselt),
stoopje:
o. voor jenever
støͅpkə (Q002p Hasselt),
wijnkaraf:
wēͅnkəraf (Q002p Hasselt),
v.
wɛ̄nkəraf (Q002p Hasselt)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28607 |
schepkorf |
schepkorf:
sxɛpkɛrf (Q002p Hasselt)
|
Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.]
II-6
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
scheppen (Q002p Hasselt),
schəppe (Q002p Hasselt)
|
scheppen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
26660 |
schepzak |
schepzak:
schepzak (Q002p Hasselt)
|
Zak bevestigd aan een lange stok om moeilijk te vangen zwermen te pakken. De zak wordt door een soort schaar opengehouden en is met een afhangend touw te sluiten. [N 63, 86c]
II-6
|
32794 |
scherp eggen |
scherp [eggen]:
sxɛ.rǝp (Q002p Hasselt)
|
Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.]
I-2
|
34199 |
scherp inhebben |
(een/het) ijzer inhebben:
(de koe heeft) ǝn ē̜zǝr ē̜n (Q002p Hasselt),
(de koe heeft) ǝn ē̜zǝr ęn (Q002p Hasselt),
iǝn ē̜zǝr ē̜nhē̜mǝ (Q002p Hasselt)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|