20630 |
spek |
spek:
spek (Q002p Hasselt),
spɛ̄.k (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
blokjes spek erin gemengd
spekkoek (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
spɛkkuk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e speehel (Q002p Hasselt),
spee.l (Q002p Hasselt),
speel (Q002p Hasselt)
|
spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. [Willems (1885)] || Spel: 1. Spel.
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
speͅl (Q002p Hasselt),
spelde:
spęl (Q002p Hasselt),
spɛl (Q002p Hasselt)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)]
II-7, III-1-3
|
28884 |
speldenkussen |
speldekussen:
spɛlkøsǝ (Q002p Hasselt)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
spe.le (Q002p Hasselt),
speehle (Q002p Hasselt),
spêlen (Q002p Hasselt)
|
spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)] || Spelen: 1. Spelen.
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spięnǝ (Q002p Hasselt),
van het paard zetten:
van t pi̯āt zętǝ (Q002p Hasselt)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
blotser:
blotser (Q002p Hasselt),
sperwer:
spellever (Q002p Hasselt),
sperver (Q002p Hasselt),
speͅləvər (Q002p Hasselt),
speͅrəvər (Q002p Hasselt),
spéllever (Q002p Hasselt),
spɛlvər (Q002p Hasselt),
spɛrvər (Q002p Hasselt)
|
sperwer [DC 42b (1967)], [Willems (1885)], [ZND m] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
brekers:
breeker (Q002p Hasselt),
struikerwten:
strōē.ke.rte (Q002p Hasselt)
|
erwt || struikerwten
I-7
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spē̜(i̯) (Q002p Hasselt)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|