e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vis, algemeen vis: vaĕs (Hasselt), vès (Hasselt) vis [Willems (1885)] III-4-2
visaas vleesmade: vlīsmaj (Hasselt) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel lijn: lēn (Hasselt), vislijn: vèslèèn (Hasselt), Ss. sub vis.  vèslèèn (Hasselt) Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Vislijn, hengel. III-3-2
visnet waai: Kil. waede, sagena; mnd. wade, C.V. waai; bij "waden".  waaj (Hasselt) Wade: Sleepnet, visnet met stok. III-3-2
vissen vissen: vaĕsschen (Hasselt), Afl. sub vis.  vèsse (Hasselt) Visschen. [Willems (1885)] || Vissen. III-3-2
vitsen vitselen: vetsǝlǝ (Hasselt  [(vero)]  ), vitsen: vetsǝ (Hasselt) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vla vla: fla͂ (Hasselt) roomvla III-2-3
vlaai vlaai: vlaij (Hasselt), vla͂.j (Hasselt, ... ), Syst. Frings  vla͂i̯ (Hasselt, ... ), Syst. Frings Zonder deksel.  vlai̯ (Hasselt) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || taart || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] || vlaai III-2-3
vlaai met deegdeksel appelvlaai: appelvlaoi (Hasselt), a lang trekken  appelvláj (Hasselt), taart: toauwert (Hasselt), tût (Hasselt), Syst. Frings  tōrt (Hasselt), turt (Hasselt), Syst. Frings Ook met latjes van deeg  toͅu̯ərt (Hasselt), toe vlaai: Syst. Frings Ook met latjes van deeg  tøvlai̯ (Hasselt), vlaai met frats: vlai met frats (Hasselt) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg latjesvlaai: letsjesvla͂.j (Hasselt), Syst. Frings  lɛtjšəs˃vla͂i̯ (Hasselt), lɛtšəs˃vlai̯ (Hasselt), lɛtšəs˃vla͂i̯ (Hasselt), taart: tōēë.rt (Hasselt), toe vlaai: Syst. Frings Ook met latjes van deeg  tø vlai̯ (Hasselt) fruitvlaai waar deeg in latjes overheen is gelegd || hoge fruittaart met deksel, vaak met reepjes || Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3