e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbeker bierkan: bēͅi̯ərkan (Hasselt), bierpot: bɛi̯ərpoͅt (Hasselt), snel: snel (Hasselt), stenen pint: v.  stinə pint (Hasselt), stenen pot: m. mv. p€t  stinə poͅt (Hasselt) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || snel, metalen drinkbeker met oor III-2-1
drinken drinken: dreͅ.ŋkə (Hasselt), lepelen: le.pele (Hasselt), pakken: pakke (Hasselt), pompen: poe.mpe (Hasselt), scheppen: schèppe (Hasselt) drinken [ZND m] || gebruiken van drank || lepelen, drinken, pimpelen III-2-3
drinken bij de zeug slokken: slukǝ (Hasselt), zuiken: zøkǝ (Hasselt) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glaos (Hasselt), glas (Hasselt), glās (Hasselt), glàs (Hasselt), m. mv. glÅz\\r  glas (Hasselt), o = Franse en  glozj (Hasselt), Verklw. gliëske  gla͂.s (Hasselt), kapper: Verklw. kepperke  kapper (Hasselt), pint: pent (Hasselt), pint(ə) (Hasselt), v.  pint (Hasselt), quart-tje: kaarke (Hasselt) drinkglas [RND] || drinkglas van 1/4 l. || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)] || kwartliter, glas bier van een 1/4 liter III-2-1
drinkglas met voet ballonnetje: ballóngske (Hasselt), v.  bəloͅŋskə (Hasselt), glaasje: o.  gliəskə (Hasselt), kapper: kapər (Hasselt), kappertje: o.  kapərkə (Hasselt), roemer: m. wijn, bier  rūmər (Hasselt), voetglas: mv. -glås\\r  vūətgla͂s (Hasselt) bolvormig drinkglas op voet || drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkbak: dreŋkbak (Hasselt), drinkpoel: dreŋkpou̯ǝl (Hasselt), kolk: kǫlǝk (Hasselt) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem dik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  dijk (Hasselt) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droge koe droge koe: drīx kø̜̄ (Hasselt), muntige: mintegǝ (Hasselt) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
droge plekken in moeras droge berg: drīgǝ bęrǝx (Hasselt), zandberg: zantbęrǝx (Hasselt) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) kapotgaan: kǝpǫt˲gǫn (Hasselt) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3