18689 |
duimeling |
duimeling:
døͅməleŋ (Q002p Hasselt),
vinger:
viŋər (Q002p Hasselt)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30341 |
duimhengsel |
tordelgehengsel:
tjǫa.lgǝhęŋsǝl (Q002p Hasselt)
|
Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.]
II-9
|
21312 |
duits |
duits:
Fr. ai.
dāīts (Q002p Hasselt)
|
Duits [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
24583 |
duivekervel |
duivekruid:
dààvekraat (Q002p Hasselt)
|
duifkruid
III-4-3
|
22276 |
duiven doorsteken |
doorsteken:
deu.rstië.ke (Q002p Hasselt)
|
Dóórsteken: Een duif een grotere afstand laten afleggen als men voetl dat ze het aankan.
III-3-2
|
22280 |
duiven ringen |
ringen:
De döëve loate rènge: De duiven laten ringen.
rènge (Q002p Hasselt)
|
Ringen.
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
deuvenkot (Q002p Hasselt),
dòuvəkòt (Q002p Hasselt),
dövekot (Q002p Hasselt),
dø̜̄vǝkǫt (Q002p Hasselt),
dø͂ͅvəkòt (Q002p Hasselt),
het duivekot (Q002p Hasselt),
Ss. sub duif. Kil. duyven-kot.
d"vekot (Q002p Hasselt),
duivenslag:
dø̜i̯vǝslāx (Q002p Hasselt)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
toulet:
Naar het merk Toulet.
toe`lè (Q002p Hasselt)
|
Constateur: Soort klok die het tijdstip vaststelt waarop een duif van een wedstrijd op het hok terugkomt.
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenman:
Sub man, (5).
d"vema.n (Q002p Hasselt),
duivenmelker:
Ss. sub duif. Kil. duyven-melcker.
d"vemè.lleker (Q002p Hasselt)
|
Duivenliefhebber. || Duivenmelker.
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
den deuveslaag (Q002p Hasselt),
den duiveslaag (Q002p Hasselt),
slag:
slā.ch (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
slā.x (Q002p Hasselt)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)]
I-6, III-3-2
|