e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duimeling duimeling: døͅməleŋ (Hasselt), vinger: viŋər (Hasselt) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimhengsel tordelgehengsel: tjǫa.lgǝhęŋsǝl (Hasselt) Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.] II-9
duits duits: Fr. ai.  dāīts (Hasselt) Duits [ZND 01 (1922)] III-3-1
duivekervel duivekruid: dààvekraat (Hasselt) duifkruid III-4-3
duiven doorsteken doorsteken: deu.rstië.ke (Hasselt) Dóórsteken: Een duif een grotere afstand laten afleggen als men voetl dat ze het aankan. III-3-2
duiven ringen ringen: De döëve loate rènge: De duiven laten ringen.  rènge (Hasselt) Ringen. III-3-2
duivenhok duivenkot: deuvenkot (Hasselt), dòuvəkòt (Hasselt), dövekot (Hasselt), dø̜̄vǝkǫt (Hasselt), dø͂ͅvəkòt (Hasselt), het duivekot (Hasselt), Ss. sub duif. Kil. duyven-kot.  d"vekot (Hasselt), duivenslag: dø̜i̯vǝslāx (Hasselt) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duivenkot. [Willems (1885)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenklok toulet: Naar het merk Toulet.  toe`lè (Hasselt) Constateur: Soort klok die het tijdstip vaststelt waarop een duif van een wedstrijd op het hok terugkomt. III-3-2
duivenmelker duivenman: Sub man, (5).  d"vema.n (Hasselt), duivenmelker: Ss. sub duif. Kil. duyven-melcker.  d"vemè.lleker (Hasselt) Duivenliefhebber. || Duivenmelker. III-3-2
duivenslag duivenslag: den deuveslaag (Hasselt), den duiveslaag (Hasselt), slag: slā.ch (Hasselt, ... ), slā.x (Hasselt) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] I-6, III-3-2