17843 |
een nachtmerrie hebben |
bereden worden:
bərēn wīrə (Q002p Hasselt),
dromen:
ix xaep gədrūmt (Q002p Hasselt)
|
nachtmerrie [ZND B1 (1940sq)] || Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
pār sXuən (Q002p Hasselt)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
sokken:
zoͅkə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslø̜n (Q002p Hasselt)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
een foto laten nemen:
en foto loate neme (Q002p Hasselt),
zich laten trekken:
zich lote trekke (Q002p Hasselt),
zijn portret laten maken:
ze pertrèt laote maake (Q002p Hasselt),
zijn portret laten trekken:
ze pertrèt laote trèkke (Q002p Hasselt)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
kappen:
WNT kappen I, I, B, 4 en CV id. 3 (met op): afgeven op iemand.
kappe (Q002p Hasselt)
|
Kappen: 2. Met zijn tol een andere draaiende tol proberen te splijten.
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
flok/vlok (mest):
flǫk (Q002p Hasselt
[(mv flø̜k)]
),
riek (mest):
rek (Q002p Hasselt)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
20974 |
een sigaret rollen |
wringen:
vrènge (Q002p Hasselt)
|
rollen (sigaret)
III-2-3
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
Sub kaart, (1)b: Doa zèn 52 kaar.ten_èn e spee.l: Er zijn 52 kaarten in een spel.
spee.l (Q002p Hasselt)
|
[Een spel kaarten].
III-3-2
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou hebben:
ich ep iene ka op mên bors (Q002p Hasselt),
ich häb enə kā op də bōa (Q002p Hasselt)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|