21477 |
goedkoper |
beterkoop:
bēXərkup (Q002p Hasselt),
bieterkoejp (Q002p Hasselt),
bietərkup (Q002p Hasselt)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
blaar:
¯n guj bloar
bloar (Q002p Hasselt),
geleizak:
ook materiaal znd 24, 22
gelèzak (Q002p Hasselt),
goede sok:
’n guj zok (Q002p Hasselt),
sul:
ook materiaal znd 24, 22
soͅl (Q002p Hasselt)
|
blaar, goedhartig vrouwpersoon || goedzak [ZND 01 (1922)] || sok, een goeierd
III-1-4
|
17903 |
gooien |
gooien:
goeje (Q002p Hasselt),
goëie (Q002p Hasselt),
guj`ə (Q002p Hasselt),
gujə (Q002p Hasselt),
smijten:
smēͅtə (Q002p Hasselt),
smijten (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
smy(3)̄te (Q002p Hasselt)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
pompbak:
poe.mbak (Q002p Hasselt)
|
gootsteen, pompbak
III-2-1
|
30211 |
gording |
worm:
wę.rǝm (Q002p Hasselt)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
21627 |
gouden twintig frank |
louis:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə loͅi̯ (Q002p Hasselt),
napoleon:
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.
napōlēōͅ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.
napolēoͅ~n (Q002p Hasselt),
nə napolēoͅ~ (Q002p Hasselt),
nə napōleoͅ~n (Q002p Hasselt),
nə napōlēoͅ~n (Q002p Hasselt)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33491 |
goudrenet |
goudrenet:
goa.drenèt (Q002p Hasselt)
|
goudrenet
I-7
|
24157 |
goudvink |
bloedvink:
bloͅu̯ət˃vēͅŋk (Q002p Hasselt),
goudvink:
gōͅt˃vēͅŋk (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
pelter:
pɛltər (Q002p Hasselt)
|
goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
grāf (Q002p Hasselt),
Inne graəf (Q002p Hasselt),
ne graaf (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
⁄n graaf (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
graaf [ZND m] || Graaf. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
schuren:
sxīǝrǝ (Q002p Hasselt),
tassen:
tā.stǝ (Q002p Hasselt),
tā.sǝ(n) (Q002p Hasselt)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|