e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goedkoper beterkoop: bēXərkup (Hasselt), bieterkoejp (Hasselt), bietərkup (Hasselt) goedkoper [ZND 24 (1937)] III-3-1
goedzak blaar: ¯n guj bloar  bloar (Hasselt), geleizak: ook materiaal znd 24, 22  gelèzak (Hasselt), goede sok: ’n guj zok (Hasselt), sul: ook materiaal znd 24, 22  soͅl (Hasselt) blaar, goedhartig vrouwpersoon || goedzak [ZND 01 (1922)] || sok, een goeierd III-1-4
gooien gooien: goeje (Hasselt), goëie (Hasselt), guj`ə (Hasselt), gujə (Hasselt), smijten: smēͅtə (Hasselt), smijten (Hasselt, ... ), smy(3)̄te (Hasselt) Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)] III-1-2
gootsteen pompbak: poe.mbak (Hasselt) gootsteen, pompbak III-2-1
gording worm: wę.rǝm (Hasselt) Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.] II-9
gouden twintig frank louis: ps. omgespeld volgens Frings.  nə loͅi̯ (Hasselt), napoleon: ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  napōlēōͅ (Hasselt, ... ), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.  napolēoͅ~n (Hasselt), nə napolēoͅ~ (Hasselt), nə napōleoͅ~n (Hasselt), nə napōlēoͅ~n (Hasselt) Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)] III-3-1
goudrenet goudrenet: goa.drenèt (Hasselt) goudrenet I-7
goudvink bloedvink: bloͅu̯ət˃vēͅŋk (Hasselt), goudvink: gōͅt˃vēͅŋk (Hasselt, ... ), pelter: pɛltər (Hasselt) goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)] III-4-1
graaf graaf: grāf (Hasselt), Inne graəf (Hasselt), ne graaf (Hasselt, ... ), ⁄n graaf (Hasselt, ... ) graaf [ZND m] || Graaf. [ZND 35 (1941)] III-3-1
graan stapelen in de schuur schuren: sxīǝrǝ (Hasselt), tassen: tā.stǝ (Hasselt), tā.sǝ(n) (Hasselt) Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4