33801 |
haarkrans |
haarband:
ǭrba.nt (Q002p Hasselt),
kroon:
krūǝn (Q002p Hasselt)
|
Deel van de paardevoet waar de hoef aan het vlees vastzit. Elke hoef heeft een haarkrans of kroonrand tussen de hoef en de koot. Deze haarkrans mag niet geschoren worden, omdat de daar aanwezige haren tot bescherming van de uiterst gevoelige kroonrand dienen. [JG 1a, 1b; N 8, 32.7, 32.8, 32.15 en 32.16]
I-9
|
32881 |
haarpad van het blad van de zeis |
waat:
wǭt (Q002p Hasselt)
|
De baan langs de snede van het blad van de zeis, die met de haarhamer wordt uitgeslagen. Zie de toelichting bij de lemma''s ''snede van het bland van de zeis'' en ''haren''. Zie afbeelding 5, nummer 6. [N 18, 68f; JG 2c]
I-3
|
17574 |
haarscheiding |
lijn:
lēn (Q002p Hasselt),
schei:
schee (Q002p Hasselt),
streep:
striep (Q002p Hasselt),
voor:
vør (Q002p Hasselt)
|
scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32888 |
haarspit |
haarbol:
ãǝrbǫl (Q002p Hasselt),
haarspit:
(h)ǭǝrspēt (Q002p Hasselt)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
17750 |
haarvlecht |
bimmel:
Spottend.
bimmel (Q002p Hasselt),
staart:
start (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
stert (Q002p Hasselt),
tres:
treis (Q002p Hasselt),
vlecht:
vlecht (Q002p Hasselt)
|
een haarvlecht [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
dot:
dot (Q002p Hasselt),
knoef:
knoef (Q002p Hasselt),
knuf (Q002p Hasselt)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
(h)aas (Q002p Hasselt)
|
haas [Willems (1885)]
III-4-2
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
/
bok sprènge (Q002p Hasselt),
overspringen:
/
ever sprènge (Q002p Hasselt),
pied (fr.) springen:
pjee sprènge (Q002p Hasselt),
/
pjee sprènge (Q002p Hasselt),
Fr. pied (springen).
pjee sprèngen (Q002p Hasselt)
|
/ [SND (2006)] || haasje over [SND (2006)] || Haasje-over. || het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22988 |
haasje-over add.: bokkensprong (zn.) |
bokkensprong (zn.):
/
bokkesprong (Q002p Hasselt)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
19108 |
haast |
haast:
haes (Q002p Hasselt)
|
Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)]
III-1-4
|