18255 |
halsketting |
ketting:
’n gēūə ketting (Q002p Hasselt)
|
een gouden ketting [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18236 |
halssnoer |
collier (fr.):
koiljéé (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
Fr. collier. Zie ook afb. p.171.
koiljéé (Q002p Hasselt),
parelencollier:
sub parel, ss.
pj .lekoiljéé (Q002p Hasselt),
perle-finecolliertje (<fr.):
pèrlefienne koiljééke (Q002p Hasselt)
|
collier (Fr.): halssnoer || collier (Fr.): kraag || halssnoer || parelsnoer || perle fine (Fr.): halssnoer van echte parels
III-1-3
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapǝsǫǝn (Q002p Hasselt),
halsband:
hals˱bant (Q002p Hasselt),
halster:
hęlstǝr (Q002p Hasselt),
hɛljstǝr (Q002p Hasselt),
stalband:
sta.lba.nt (Q002p Hasselt)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
half frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən haləf freͅŋskə (Q002p Hasselt),
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
nən aləvə fraŋ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21434 |
halve gulden |
paardoog:
ps. omgespeld volgens Frings. Alleen de å heb ik niet omgespeld!
ən pja͂rdəūx (Q002p Hasselt),
stuiver:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə støͅvər (Q002p Hasselt)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
kapper:
kàpər (Q002p Hasselt),
quart (dim.):
Fra. quart.
kaarke (Q002p Hasselt)
|
kapper (1/2 pint) [ZND m] || kwart liter (bier)
III-4-4
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən huələf seͅnt (Q002p Hasselt),
oortje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən ūrkə (Q002p Hasselt)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
heͅsp (Q002p Hasselt),
hèsp (Q002p Hasselt),
èsp (Q002p Hasselt),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
hĕsp (Q002p Hasselt),
heͅsp (Q002p Hasselt)
|
ham || hesp [ZND 24 (1937)] || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (Q002p Hasselt),
hān (Q002p Hasselt)
|
hand [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-1
|
28154 |
handboor |
centerboor:
sęntǝrbø̄r (Q002p Hasselt)
|
Kleine boor met een handgreep en met een op een schroefpunt uitlopend boorijzer, die met één hand wordt rondgedraaid. De handboor wordt gebruikt om een klein gaatje te boren op de plaats waar het bomgat en het tapgat moeten worden aangebracht. Het gaatje vormt het centreerpunt voor de grotere boren waarmee het uiteindelijke gat wordt gemaakt. Zie afb. 78 en de volgende twee lemmata. Soms wordt ook het zwikgat met de handboor aangebracht. Zie het lemma ɛzwikgatɛ.' [N E, 48b]
II-12
|