32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (Q002p Hasselt),
āvǝr (Q002p Hasselt)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
stuik:
stø̜̄.k (Q002p Hasselt)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (Q002p Hasselt)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
34285 |
haverkorfje |
havermaat:
ɛvǝrmǭt (Q002p Hasselt)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
20675 |
havermout |
havermout:
Syst. Frings
āvərmø.ət (Q002p Hasselt),
hāvərmoͅu̯t (Q002p Hasselt)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
havermoutpap:
Syst. Frings
(h)āvərmø.ətpap (Q002p Hasselt),
āvərmoͅu̯tpap (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
hāvərmoͅu̯tpap (Q002p Hasselt)
|
Havermout [N 16 (1962)] || Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33994 |
haverzak |
musette:
mǝzęt (Q002p Hasselt)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|
24480 |
hazelaar |
hazelnotenstruik:
hāzəlnøtəstrōk (Q002p Hasselt),
hazelstruik:
haozəlstrək (Q002p Hasselt),
hazelstruuêk (Q002p Hasselt),
hazenotenstruik:
ha-ezeneutestreuk (Q002p Hasselt)
|
hazelstruik [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazelnoot:
haazəlnøt (Q002p Hasselt),
haozəlneet (Q002p Hasselt),
hazelneet (Q002p Hasselt),
hazenoot:
ha-ezeneut (Q002p Hasselt),
hāzənø̄t (Q002p Hasselt),
hḁ.zeneuət (Q002p Hasselt),
volksetym? oas is haas
oazenuit (Q002p Hasselt)
|
hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
hecht:
heXt (Q002p Hasselt),
heͅx(t) (Q002p Hasselt),
heft:
deͅftə (Q002p Hasselt),
teͅft (Q002p Hasselt),
steel:
steel (Q002p Hasselt),
stēl (Q002p Hasselt),
m.
stēl (Q002p Hasselt),
stēəl (Q002p Hasselt)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || hecht van een mes [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-2-1
|