23208 |
heilig |
heilig:
hāilig (Q002p Hasselt),
he.ləch (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
Heilig. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-3
|
23395 |
heilig hartbeeld |
heilig hartbeeld:
h.hartbeeld (Q002p Hasselt)
|
Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23268 |
heilige, zalige |
heilige:
hāīlig (Q002p Hasselt),
iene heilige (Q002p Hasselt),
inne heilige (Q002p Hasselt),
n⁄ heilige (Q002p Hasselt),
⁄n heilige (Q002p Hasselt),
tweede en laatste e dof
⁄nen (h)èllege (Q002p Hasselt)
|
Heilige. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
heiligenbeeld:
hèllige beelden (Q002p Hasselt),
kerkbeeld:
kèrkbeelden (Q002p Hasselt)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23297 |
heiligheid |
heiligheids:
heləchets (Q002p Hasselt)
|
Heiligheid. [ZND m]
III-3-3
|
33724 |
heizeis |
hak:
hak (Q002p Hasselt),
lapzeisse:
lapsē.sǝ (Q002p Hasselt),
lapzeissem:
lapsē.sǝm (Q002p Hasselt)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|
26741 |
heizicht, heizeis |
lapzeisen:
lǫp˲zęsǝm (Q002p Hasselt)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
heilap:
hēlap (Q002p Hasselt)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33725 |
hek |
gaard:
gār (Q002p Hasselt),
hekken:
hękǝ (Q002p Hasselt)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
bręi̯ǝr (Q002p Hasselt),
brīr (Q002p Hasselt),
bǝręi̯ǝr (Q002p Hasselt),
bǝrīr (Q002p Hasselt),
bǝrīǝr (Q002p Hasselt),
gaard:
gor (Q002p Hasselt),
gār (Q002p Hasselt),
weidebarrier:
wēbrīr (Q002p Hasselt)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|