e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hek, hekwerk grille (fr.): Verklw. grilleke  gril (Hasselt) traliehek III-2-1
hek, poortje barier: Verklw. barikske  barrejer (Hasselt) hek III-2-1
heksenvlechten knopen: knīpǝ (Hasselt) Onontwarbaar kluwen in de manen dat ontstaat doordat vele paarden ''s nachts aan een ketting gebonden worden in plaats van aan een lederen riem. Bij het reiken naar de hooiruif en het op en neer bewegen van het hoofd schuift de ketting over de manenstrang, waardoor ruwe manen (heksenvlechten) ontstaan. Het volksgeloof schreef dit vroeger toe aan het werk van boze geesten, die het paard ''s nachts bereden. [N 8, 22; monogr.] I-9
helemaal, geheel en al aallijk: alək (Hasselt), heel: (h)īēl (Hasselt), helegans: (h)īēlega.ns (Hasselt), helemaal: (h)īēlemoal (Hasselt) geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)] || helemaal, geheel en al III-4-4
helpen helpen: mut iech ¯ns keu.men (h)e.llepe D.i. moet ik soms ¯n paar oorvijgen komen uitdelen (dreigend)  (h)e.llepe (Hasselt) helpen III-1-4
hemel hemel: heiməl (Hasselt, ... ), hê.məl (Hasselt) hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Hasselt), klok: klok (Hasselt), klokhen: klokhen (Hasselt) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengel hengel: NB Hasselt Wb. hengsel.  hengel (Hasselt, ... ) Hengel. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-2
hengsel hengel: eͅŋəl (Hasselt), hemgel (Hasselt), m.  ēŋəl (Hasselt), hengsel: eŋsəl (Hasselt) hengsel [ZND 43 (1943)] || hengsel van een korf [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: heŋst (Hasselt) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9