18012 |
hijgen |
gijgen:
yēyə (Q002p Hasselt),
hijgen:
hāēgen (Q002p Hasselt),
kuimen:
kɛ̄mǝ (Q002p Hasselt),
snakken:
snakə (Q002p Hasselt)
|
[JG 1a, 1b](naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] || hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)], [ZND m]
I-11, III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
doodsreutel:
doodsreutel (Q002p Hasselt),
rochelen:
hie-je rochelt (Q002p Hasselt),
rochelen (Q002p Hasselt),
snakken:
snakken (Q002p Hasselt),
snakt (Q002p Hasselt),
snakken naar asem:
hiej snak nao osem (Q002p Hasselt)
|
Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)]
III-2-2
|
18029 |
hik |
hik:
den ik (Q002p Hasselt),
hik (Q002p Hasselt),
den ik
(h)īk (Q002p Hasselt)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
hinkschelf:
Ss. sub hinkelen.
è.nkschè.llef (Q002p Hasselt),
hinkscherf:
hènkscherf (Q002p Hasselt),
hinksteen:
henkstien (Q002p Hasselt)
|
Hinkelblok. || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
/
hénkele (Q002p Hasselt),
ienkele (Q002p Hasselt),
hinken:
henke (Q002p Hasselt),
hènke (Q002p Hasselt),
/
è.ngke (Q002p Hasselt),
ènke (Q002p Hasselt),
Kil. hinckelen, unico pede saltare.
ènke (Q002p Hasselt)
|
/ [SND (2006)] || hinkelen [SND (2006)] || Hinkelen: Het bekende kinderspel. || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22778 |
hinkelperk: vorm |
kruis:
kruisvorm (Q002p Hasselt),
rechthoek:
rechthoek (Q002p Hasselt),
vorm:
vorm (Q002p Hasselt)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
hainke (Q002p Hasselt),
he.ŋkə (Q002p Hasselt),
hènken (Q002p Hasselt),
schanken:
spanke (Q002p Hasselt)
|
hinken [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
hinniken:
henǝkǝ (Q002p Hasselt),
hummeren:
hømǝrǝ (Q002p Hasselt),
richelen:
ręxǝlǝ (Q002p Hasselt)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkepaard:
/
e schokkepjââ.rd (Q002p Hasselt),
schokkepjaard (Q002p Hasselt),
schokkepjârd (Q002p Hasselt),
sckokkepjaard (Q002p Hasselt),
Kil. schockende peerd, C.V. schokkelpèèrd, cfr. Du. Schaukelpferd.
schokkepjaa.rd (Q002p Hasselt),
schokkestoel:
schokkestoewel (Q002p Hasselt)
|
/ [SND (2006)] || hobbelpaard [SND (2006)] || Hobbelpaard. || schommelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|
18213 |
hoed |
chapeau (fr.):
Fr. chapeau. Sjappóó vir de ma.n dië dá kan hoed af voor wie dát kan.
sjapóó (Q002p Hasselt)
|
hoed
III-1-3
|