e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus mus: maĕs (Hasselt), mēͅs (Hasselt), meͅs (Hasselt, ... ), mès (Hasselt), straatmus: strōͅtmēͅs (Hasselt) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)] III-4-1
huisraad, inboedel inventaire (fr.): e͂va͂tēͅr (Hasselt) inventaris III-2-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vlejg (Hasselt), vlēīg (Hasselt) vlieg [Willems (1885)] III-4-2
huisvuil vuil: vø͂ͅe.l (Hasselt) vuilnis III-2-1
huisweide bleek: blēk (Hasselt), dries: dris (Hasselt), groes: grūəs (Hasselt) I-7
huiszwaluw steenzwalvertje: stinzwɛlvərke (Hasselt), zwalver: zwɛləvər (Hasselt) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren bibberen: bebərə (Hasselt), bibbere (Hasselt, ... ), bibberen (Hasselt), griezelen: greizelen (Hasselt), rijderen: rēərə (Hasselt), rijere (Hasselt), rijeren (Hasselt), rêrre (Hasselt, ... ), rijzelen: reͅizələ (Hasselt) huiveren [ZND 01 (1922)] || Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig karezig: karezex (Hasselt), kouwelijk: (killig)  keͅi̯ələk (Hasselt), rijzelachtig: rēzəleͅxtix (Hasselt) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering rijzeling: rēzəliŋ (Hasselt), schuivering: šivəriŋ (Hasselt) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hul hulmuts: betekenis: bosmuts  hølmøts (Hasselt) hul, höl, hulmuts, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3