18606 |
[lijfje] |
lijfje:
betekenis: borstrok
leͅfkə (Q002p Hasselt),
betekenis: onderhemd
leͅfkə (Q002p Hasselt),
betekenis: onderlijfje
lefkə (Q002p Hasselt)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (Q002p Hasselt),
āks (Q002p Hasselt)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmŏĕs (Q002p Hasselt),
een almoes (Q002p Hasselt),
in almowəs (Q002p Hasselt),
ən ālmus (Q002p Hasselt),
⁄n aalmoes (Q002p Hasselt),
a lang trekken
⁄n álmowes (Q002p Hasselt)
|
aalmoes [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
ōͅm (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
pint:
pient (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
aam [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
ambelt (Q002p Hasselt),
āmbēlt (Q002p Hasselt),
aanvilt:
ā.nvęlt (Q002p Hasselt)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
18097 |
aambeien |
bloedspeen:
Kil. spenen-bloed.
blouëdspiën (Q002p Hasselt),
speen:
Mnl. spene: tepel, aambei.
spiën (Q002p Hasselt)
|
aambeien
III-1-2
|
34496 |
aan de leg zijn |
aan de leg zijn:
anǝ lē̜k sē̜n (Q002p Hasselt),
leggen:
lē̜gǝ (Q002p Hasselt)
|
Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.]
I-12
|
33187 |
aanaarden |
aanhogen:
ā.nhīgǝ (Q002p Hasselt),
hogen:
hȳgǝ (Q002p Hasselt),
hīgǝ (Q002p Hasselt),
ophopen:
ǫphupǝ (Q002p Hasselt)
|
Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21]
I-5
|
33188 |
aanaarden met de hak |
hogen:
[hogen] (Q002p Hasselt)
|
Aardappelstruiken aanaarden met behulp van een hak; hierbij wordt bij elk struikje afzonderlijk de grond aan de voet opgehoogd. Zie ook de toelichting bij het lemma Aanaarden en het lemma Aanaardhak. Wanneer hetzelfde antwoord is gegeven als op de algemene vraag naar Aanaarden, dan wordt hier voor de fonetische documentatie verwezen naar dat lemma. [N 12, 24a; JG 1a; monogr.]
I-5
|
33190 |
aanaarden met de ploeg |
hogen:
[hogen] (Q002p Hasselt)
|
Aardappels aanaarden met behulp van een ploeg; op deze manier wordt de grond voor een gehele rij aardappelstruikjes tegelijk opgehoogd. Zie ook de toelichting bij het lemma Aanaarden en bij het lemma Aanaardploeg. Wanneer hetzelfde antwoord is gegeven als op de algemene vraag naar Aanaarden, dan is wordt hier voor de fonetische documentatie verwezen naar dat lemma. [N 12, 24b; JG 1a; monogr.]
I-5
|