e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapelletje kapel: kapel (Hasselt) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kapmantel kap: ZND35,011b: Alleen nog bij eenige oude boerenmenschen.  inne kap (Hasselt), kapmantel: kapmantəl (Hasselt), ZND35,011b: [neen].  ’n kapmantel (Hasselt), mantel: mantəl (Hasselt), mantille (fr.): Van Dale (FN): mantille [maatij], (vrouwen)manteltje  mantī (Hasselt), pelerine (<fr.): pellerin (Hasselt), peləren (Hasselt, ... ), ZND35,011b: [neen].  pellerinne (Hasselt), ZND35,011b: [neen]. Nooit anders gekend dan kapmantel.  pelerin ? (Hasselt) een kapmantel (ruime vrouwenmantel die meestal gedragen werd om naar de kerk te gaan) [ZND 35 (1941)] || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapothoedje kapotje (<fr.): kepoitsje (Hasselt), betekenis: dameshoed  kəpoͅtšə (Hasselt) kapotje, kapothoedje: dameshoedje, aan de voorkant wat hoger, van fluweel of zijde, met lint onder de kin || kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapotjas kapot (<fr.): soldatenjas  kəpoͅt (Hasselt), kapotjas (<fr.): legerjas  kəpoͅtjas (Hasselt) kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
kaproen kaproen: hoed van een imker die het gezicht beschermt  kəprøən (Hasselt) kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapstok kapstok: kapstoͅk (Hasselt) kapstok [ZND 34 (1940)] III-2-1
kapzaag, toffelzaag kapzeeg: kap˲ziǝx (Hasselt) Handzaag met een dun, rechthoekig, fijn getand zaagblad, waarvan de bovenzijde versterkt is met een ijzeren rand, de zaaglade. De kapzaag wordt gebruikt voor fijn zaagwerk. Zie ook afb. 14. De toffelzaag is een speciale uitvoering van de kapzaag. Ze heeft een steelvormig handvat dat bij zijn bevestiging aan het zaagblad een opwaartse knik vertoont. De zaag dient om iets nauwkeurig langs een oppervlak te kunnen afzagen, bijvoorbeeld uitstekende pennen. [N 53, 3a; N 53, 3c; N G, 23b; N 64, 2b; monogr.; div.] II-12
kar kar: kɛ̄r (Hasselt) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) aard: aard (Hasselt), (h)ië (h)èt den aa.rd va zenne paa:Hij heeft een aardje naar z¯n vaartje  aa.rd (Hasselt), caractre (fr.): Fr. caractère z¯ (h)èt e slech karaktáár  karaktáár (Hasselt), karakter: karakter (Hasselt) aard || karakter [ZND 01 (1922)] III-1-4
karbonade varkenslapje: veͅrkəsleͅpkəs (Hasselt) gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] III-2-3