24496 |
kiemen |
uitschieten:
aatschiete (Q002p Hasselt)
|
kiemen
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
sxī.tǝ (Q002p Hasselt)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22798 |
kien add. |
afroeper:
de aafroeper (Q002p Hasselt)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
Kin (h)èbbe: van Fr. quine.
kin (Q002p Hasselt)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Kien: 1. Kien (d.i. vijf nummers op een rij) in het kienspel.
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kinne (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
Afl. sub kien.
kinne (Q002p Hasselt),
kienspel:
kinspeel (Q002p Hasselt),
kinspel (Q002p Hasselt)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Kienen.
III-3-2
|
17764 |
kies |
baaktand:
baa.kta.nd (Q002p Hasselt),
bāktânt (Q002p Hasselt),
dikke tand:
ne diekken tand (Q002p Hasselt),
maaltand:
māltant (Q002p Hasselt),
ne māōltand (Q002p Hasselt)
|
een baktand (dikke tand) [ZND B1 (1940sq)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] || kies
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
knetsen:
knetse (Q002p Hasselt),
wurgen:
wèrrege (Q002p Hasselt)
|
met lange tanden eten || zijn eten moeizaam naar binnen werken
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
gierbek:
gej.erbek (Q002p Hasselt),
knetselaar:
knetseliër (Q002p Hasselt)
|
iemand die alleen van zijn bord eet wat hij lust, hebzuchtig, gulzig mens || iemand die traag en met lange tanden eet
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
lastig:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
lestig (Q002p Hasselt)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
difficile (fr.):
Fr. difficile Ze ka.n ter genoeg krèège, ma z¯ès vi.ls te difficil: Ze kan genoeg jongens krijgen, maar ze is veel te kieskeutrig
difficil (Q002p Hasselt),
lastig:
iech bè.n ni lestig op ¯t iête: ik ben niet kieskeurig wat het eten betreft
lestig (Q002p Hasselt)
|
kieskeurig
III-1-4
|