22324 |
kiskassen |
schuifelen:
scheffele (Q002p Hasselt),
schiffelen (Q002p Hasselt),
sXefələ (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet met een plat steentje over het water werpen zodat het weer omhoog springt? [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
25563 |
klaar om gebakken te worden |
gereed voor in de oven te steken:
gǝrīt vǝr en dǝn ø̄vǝ tǝ stīǝkǝ (Q002p Hasselt)
|
Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a]
II-1
|
34158 |
klam trekken |
natuur trekken:
nátyr trē̜kǝ (Q002p Hasselt),
nǝtȳr trē̜kǝ (Q002p Hasselt),
trekken:
trɛkǝ (Q002p Hasselt)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
34159 |
klamvaars |
aantrekker:
ãǝntrē̜kǝr (Q002p Hasselt),
volle vaars:
vǫl vi̯as (Q002p Hasselt)
|
Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b]
I-11
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klank (Q002p Hasselt),
toon:
toon (Q002p Hasselt)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24185 |
klapekster |
antwerpse ekster:
antwɛ̄rpsə iəkstər (Q002p Hasselt)
|
klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23181 |
klappertje |
kermoesje:
Ne revollever bè ke(r)móisjkes; be ke(r)móisjkes schej.te.
ke(r)móisjke (Q002p Hasselt),
Sub perkusse: Men zegt ke(r)mosskes (Hasselt) - pestöngskes (Tongeren) - perkuskes (Hoeselt) - pistongskes (Kortrijk) - plotten (Rijkhoven).
ke(r)mosskes (Q002p Hasselt),
kraker:
Afl. sub kraken.
kra.ker (Q002p Hasselt)
|
4. Lint of kartonnetje met slagsas dat knetterde als het over steen werd gestreken (speelgoed). || Klappertje: 1. Wat slagsas tussen twee papiertjes geplakt, dat door een slag erop ontploft, als kinderspeeltuig voor een klapperpistooltje. || Klappertjes.
III-3-2
|
24858 |
klaproos |
klaproos:
klaproes (Q002p Hasselt),
klaproeəs (Q002p Hasselt),
klaprus (Q002p Hasselt),
klaprōǝs (Q002p Hasselt),
klaprūǝs (Q002p Hasselt),
3x
klaproos (Q002p Hasselt),
kolbloem:
kǫlblum (Q002p Hasselt),
-
kolbloem (Q002p Hasselt),
kollebloem:
kollebloem (Q002p Hasselt),
kòl(le)bloem (Q002p Hasselt),
kǫlǝblum (Q002p Hasselt),
[mogelijk kolbloem] 2x
kollebloem (Q002p Hasselt),
korenbloem:
koorebl⁄m (Q002p Hasselt),
kōrǝblum (Q002p Hasselt),
-
korenbloem (Q002p Hasselt),
rode klaproos:
-
roode klaproos (Q002p Hasselt),
rode korenbloem:
roeikeurebloem (Q002p Hasselt),
rui̯ kōrǝblum (Q002p Hasselt),
rui̯ kōǝrǝblum (Q002p Hasselt),
3x
roode korenbloem (Q002p Hasselt),
slaapkop:
sloapkèp (Q002p Hasselt),
slōͅpkop (Q002p Hasselt),
slǭpkǫp (Q002p Hasselt),
#NAME?
slaapkop (Q002p Hasselt),
-
slaapkop (Q002p Hasselt)
|
klaproos [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|
17957 |
klauteren |
kledderen:
kleddere (Q002p Hasselt),
kledderen (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
kledərə (Q002p Hasselt)
|
klauteren [ZND 01 (1922)] || klauteren (op een boom) [ZND B2 (1940sq)] || Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
31951 |
klauwhamer |
klauwhamel:
klø̄(h)ā.mǝl (Q002p Hasselt)
|
Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.]
II-12
|