33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klā.vǝr (Q002p Hasselt)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
kla.vere (Q002p Hasselt),
kla:vərə (Q002p Hasselt),
klā.vərə (Q002p Hasselt),
klāvərə tīn (Q002p Hasselt),
klāvərən ààs (Q002p Hasselt),
[sic]
klāvərə (Q002p Hasselt)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren tien. [ZND m] || Klaveren. || Klaveren: klaveren aas (kaartspel). [ZND B2 (1940sq)] || Klaveren: klaveren boer. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
28646 |
klaverhoning |
klaverhoning:
klāvǝrhø̄ǝneŋ (Q002p Hasselt)
|
Honing afkomstig van de klaverbloesem. Klaver is een zeer goede drachtbron, die uiteindelijk een heel fijne tafelhoning oplevert. De klaverhoning is geel van kleur en mild van smaak. [N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
33262 |
klaverschoof |
schoof:
sxūf (Q002p Hasselt)
|
Gemaaide klaver wordt, zoals gras, gedroogd voordat het wordt opgeslagen voor de winter. Zie voor het hooien aflevering I.3. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat men de gemaaide klaver niet bindt in L 164, 268 (soms), 270, 289, 289a, 290, 325. Vergelijk ook de behandeling van de graanschoof in aflevering I.4. [N 15, 18g]
I-5
|
24867 |
klaverzuring |
zulker:
søləkər (Q002p Hasselt)
|
klaverzuring [ZND m]
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kliage (Q002p Hasselt),
kliejâge (Q002p Hasselt),
klerage:
klērāžə (Q002p Hasselt),
klīražə (Q002p Hasselt),
kleren:
kliër (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
klīər (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klīr (Q002p Hasselt),
klīər (Q002p Hasselt)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
iene bossel (Q002p Hasselt),
kleerborstel:
kliərboͅsəl (Q002p Hasselt)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19677 |
kleerkast |
garderobe:
galderéup (Q002p Hasselt),
garderéup (Q002p Hasselt),
gardrø̄p (Q002p Hasselt),
gardərōp (Q002p Hasselt),
gardərøかə (Q002p Hasselt),
gədrø̄p (Q002p Hasselt),
gərdrø̄p (Q002p Hasselt),
kleerkast:
kliërkas (Q002p Hasselt),
klīrkas (Q002p Hasselt)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kist:
hoͅtə kes (Q002p Hasselt),
kist:
ke.s(t) (Q002p Hasselt),
kēͅs (Q002p Hasselt),
koffer:
koͅfər (Q002p Hasselt)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klirmākǝr (Q002p Hasselt),
kliǝrma.kǝr (Q002p Hasselt),
klīǝrmākǝr (Q002p Hasselt)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|