20800 |
koken (tr.) |
koken:
keu.ke (Q002p Hasselt)
|
koken
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
kapmeeuw:
kapmīf (Q002p Hasselt),
meeuw:
mief (Q002p Hasselt)
|
kokmeeuw || kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34109 |
kol |
kol:
kǫl (Q002p Hasselt),
kolletje:
kǫlǝkǝ (Q002p Hasselt),
ster:
stār (Q002p Hasselt)
|
Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b]
I-11
|
28682 |
kolbtoestel |
kolbtoestel:
kolbtoestel (Q002p Hasselt)
|
Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
33888 |
kolder |
cornard (fr.):
kǝnār (Q002p Hasselt
[(hersenvliesontsteking)]
),
zot:
zǫt (Q002p Hasselt)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
gree.s (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
greis (Q002p Hasselt),
grē.s (Q002p Hasselt)
|
gruis van kolen [ZND 35 (1941)] || kolengruis || ongecalibreerde kolen, kluit en fijn gemengd
III-2-1
|
19734 |
kolenkit |
kooltuit:
keue.ltèè.t (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
kolenkit
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
koolschup:
keue.lschèp (Q002p Hasselt),
kōͅlsxeͅp (Q002p Hasselt),
schoep:
šup (Q002p Hasselt)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] || kolenschup
III-2-1
|
19467 |
kolenslik |
schlamm (d.):
slam (Q002p Hasselt),
slam:
slam (Q002p Hasselt [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
kolenslik || Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715]
II-5, III-2-1
|
24190 |
kolgans |
kolgans:
koͅlgās (Q002p Hasselt)
|
kolgans (± 70 witte kol, zwarte borststrepen; vaak tussen andere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|