e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lakschoen laqu (fr.): lakes (Hasselt), laquschoen (<fr.): lake sXuən (Hasselt) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: la.mp (Hasselt), laam (Hasselt, ... ), lam (Hasselt), lā.m (Hasselt), la͂m (Hasselt), lammetje: lɛmkǝ (Hasselt), lɛmǝkǝ (Hasselt), lɛ̄mǝkǝ (Hasselt), schaapje: sxipkǝ (Hasselt), sxiǝpkǝ (Hasselt) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || lam (adj.) [ZND m] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2
lammeren jongen: jōŋǝn (Hasselt), lammen: lamǝ (Hasselt), lāmǝ (Hasselt), lammeren: lamǝrǝ (Hasselt), lamǝrǝn (Hasselt) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitsepap: Syst. Frings  buəzəpap (Hasselt) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lamoen gestel: gǝstē̜l (Hasselt), lamoen: lamuǝn (Hasselt), raam: raam (Hasselt) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
lamp lamp: lamp (Hasselt, ... ), la͂mp (Hasselt, ... ), Verklw. le.mpke  la.mp (Hasselt) lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
lampenkap abat-jour (fr.): abazjōēë.r (Hasselt), m.  abažur (Hasselt) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lampekap III-2-1
lampenpit wiek: wei̯k (Hasselt, ... ), wēͅk (Hasselt), weͅi̯ək (Hasselt), v. mv. d\\ wÈk\\  wik (Hasselt) De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
lampetkan lampet: lampèt (Hasselt) lampet, lampetkan III-2-1
land land: land (Hasselt), la͂nt (Hasselt) land [ZND 29 (1938)] III-3-1