17688 |
long |
long:
loŋ (Q002p Hasselt)
|
long [ZND m]
III-1-1
|
31224 |
lood |
lood:
lūǝt (Q002p Hasselt)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lūǝt˲gęj.tǝr (Q002p Hasselt),
loodwerker:
lutwęrkǝr (Q002p Hasselt),
pompenmaker:
pumpǝmēkǝr (Q002p Hasselt)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
31195 |
loodgieterij |
loodgieterij:
lūǝt˲gęj.tǝrē̜ (Q002p Hasselt)
|
Werkplaats van een loodgieter. [N 64, 162c; monogr.]
II-11
|
31661 |
loodklopper |
slof:
sluf (Q002p Hasselt)
|
Houten werktuig waarmee men bladlood of zink in de gewenste vorm kan kloppen. Zie ook afb. 249. [N 64, 41b; N 66, 25; monogr.]
II-11
|
24846 |
loof |
blaren:
bleere (Q002p Hasselt)
|
bladeren
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blārǝ (Q002p Hasselt)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
daghuur:
ps. omgespeld volgens Frings.
dāxhijər (Q002p Hasselt),
loon:
ps. omgespeld volgens Frings.
luən (Q002p Hasselt),
quinzime (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
kəzeͅm (Q002p Hasselt),
traktement:
ps. omgespeld volgens Frings.
traktəmeͅnt (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28608 |
loopdoek |
doek:
doek (Q002p Hasselt)
|
Het doek waarop men de zwerm strijkt, wanneer men hem niet onmiddellijk in de zwermkorf schudt. Men strijkt met een borstel, ganze-, reiger- of kippeveer of een houten spaan de bijen op het doek, alvorens men de korf erbovenop zet. [N 63, 85a; N 63, 85b; monogr.]
II-6
|
20132 |
loops |
lopig:
lipeͅx (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|