e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meer dan een spade diep spitten twee schuppen diep (graven): twęi̯ sxępǝ dęi̯p (Hasselt) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven aannemen: (de koe) nemb˱ ān (Hasselt), (de koe) nimp ān (Hasselt) [N 3A, 68] I-11
meerderjarig meerderjarig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  mierderjaorig (Hasselt, ... ), mierderjorig (Hasselt, ... ), mieërderjarig (Hasselt, ... ), mondig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  meunig (Hasselt, ... ), mŭŭnich (Hasselt, ... ) meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)] III-2-2
meerkoet witbekje: wet˂bɛkskə (Hasselt) meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)] III-4-1
meester meester: hie hielt veel van vaoder en moëder, van pa en ma, van nonk en tant, van Mièster en geboër, van de schrijnwërker (Hasselt), miĕster (Hasselt), mīstər (Hasselt), schoolmeester: schóólmīēster (Hasselt), sxo.lmi.əstər (Hasselt) (school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || meester [ZND 01 (1922)], [ZND m] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meetje steken dammen: Spelletje, vero. Niets te maken met het moderne dambordspel (< Fr. dame): z. DC & T, deel III, pag. 63 (o. peeschieten) en R. dam zijn.  damme (Hasselt), meetje klinken: WNT meet III, met: een term bij kinderspelen, o.m. streep die het uitgangspunt is van de worp bij het knikkeren e.d.. Uit Lat. meta of een oorspronkelijk Nl. meet, mete, of van een met maat verwante vorm. C.V. meetje schieten bet. lijntje gooien. Aan maat mag niet gedacht worden: het Hass. dim. van moat is miëtsje; metsje (dim. van mat) is niet relevant.  metsje klie.nke (Hasselt), schraampje zaaien: Wie het dichtst bij de lijn of op de lijn lag, won de inzet.  schri.mke zaan (Hasselt) *Metje klinken: Spel, waarbij men een muntstuk tegen de muur moest werpen om dit in een op de grond getekend kringetje of vierkantje te krijgen waar de inzet in lag; hij, wiens muntstuk in de kring rolde of het dichtst bij de kring terechtkwam, won de inz || *Schraampje zaaien: Lijntje gooien, met een geldstuk proberen op een lijn (het scho.rrem de schraam, z. ald.) te werpen, op ± 4 m. van de speler-werper verwijderd. || Dammen: Met muntstukjes op een lijn gooien; wie er hete kortst bij was, won de inzet. III-3-2
meeuw algemeen meeuw: mief (Hasselt) meeuw [Willems (1885)] III-4-1
mei mei: mee. (Hasselt), ne mee. (Hasselt) de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || Mei: 2. Meiboom (op de nok, na voltooiing van de ruwbouw). III-3-2
meiboom mei: mē. (Hasselt), meiboom: Ss. sub mei.  mee.bōē.m (Hasselt) Meiboom. || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māx (Hasselt), māxt (Hasselt) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6