24929 |
modder, slijk |
modder:
die wieëg lick vol modder (Q002p Hasselt),
modder (Q002p Hasselt),
moos:
meus (Q002p Hasselt),
meuës is denkelijk het dialektwoord voor moes
de wieëg lick vol meuës (Q002p Hasselt),
slijk:
sl.ē.k (Q002p Hasselt),
slēͅ.k (Q002p Hasselt)
|
modder, slijk [ZND 39 (1942)] || slijk [ZND m]
III-4-4
|
17833 |
moe |
moeg:
me.ich (Q002p Hasselt),
meich (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
mēig (Q002p Hasselt),
miich (Q002p Hasselt),
much (Q002p Hasselt)
|
moe [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
Fr. courage (h)ië (h)et gin koera.zje nemȉ
koera.zje (Q002p Hasselt),
met lengteteken op de à
kəràžə (Q002p Hasselt),
moed:
hi het moeëd (Q002p Hasselt),
moət (Q002p Hasselt),
gujje mouëd
mouëd (Q002p Hasselt)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] || moed [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moeder:
mouder (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
mouë.der (Q002p Hasselt),
mowder (Q002p Hasselt),
mowdər (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
mōēdər (Q002p Hasselt),
mōēwdər (Q002p Hasselt),
móówədər (Q002p Hasselt),
môedər (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
môôdər (Q002p Hasselt)
|
moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; hoe lang blijft ge nu bij me, Moeder [ZND 09 (1925)] || moeder; welke woorden hoort men uit de kindermond voor moeder [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
23397 |
moeder van smarten |
moeder van smarten:
moeder van smarten (Q002p Hasselt)
|
Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33019 |
moederkoren |
moederkoren:
mǫu̯dǝrkø̄rǝ (Q002p Hasselt)
|
De zwarte woekering die te voorschijn komt uit de aren van verschillende granen en grassoorten; vooral bekend bij rogge. De getroffen gewassen zijn zowel schadelijk voor mens en dier (vruchtafdrijvend), als tegelijkertijd geneeskrachtig (bloedstelpend en de baring opwekkend). Botanisch is de woekering een schimmel (Ustilago segetum Cord.) waardoor de plant al bij het kiemen geïnfecteerd wordt en die pas naar buiten komt als de gewassen vrucht beginnen te dragen. De ziekte was zeer gevreesd onder de landbouwers en er bestaan dan ook vele, vaak bijgelovige, gebruiken om het moederkoren tegen te gaan. Sommige zegslieden geven dan ook aanvullende opmerkingen die zowel op deze angst als op de waarde van het moederkoren wijzen. De benamingen met moeder- en moer- wijzen wel op de baringbevorderende werking van het moederkoren. In L 250 wordt opgemerkt: "Werd vroeger verzameld voor apotheken; thans in Zwitserland gekweekt."; in L 270: "Een zwak aftreksel van ''moorkore'' werd vroeger direct na de bevalling aan de moeder gegeven; dit i.v.m. tegengaan van bloedverlies; het werd in de koffiemolen gemalen." In Q 97: "Dit moorkore kwam vroeger vaak voor. Tot een bepaalde hoeveelheid was het toelaatbaar. Moorkore werd vroeger goed betaald. Deze plant had namelijk de eigenschap dat ze, in gemalen toestand, in staat was de vrucht te kunnen afdrijven. Reden waarvoor ze door apothekers werd gekocht. Als er teveel van dit spul in het dierenvoer zat, betekende dat voor de boeren vaak een strop. De beesten gingen dan "versjete", d.w.z. de kalveren werden te vroeg geboren en overleefden dit meestal niet." De benaming duivelskoren en duivelsteken alsook de vernoemingen met diernamen wijzen wel op het taboe dat op deze gevreesde ziekte rustte. De benaming hanespoor is wel een leenvertaling van het Fr. ''ergot''.' [A 43, 11; L 1 a-m; L 1 u, 163; L 15, 12; S 24; monogr.]
I-4
|
33759 |
moederloos veulen |
lepveulen:
lēpvē.lǝ (Q002p Hasselt)
|
Veulen dat met een melkfles grootgebracht wordt. [N 8, 6]
I-9
|
19309 |
moedig (zijn) |
kloek:
hieje is kloek (Q002p Hasselt)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
33823 |
moedig en opgewekt |
wreed:
vrī.t (Q002p Hasselt)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
32252 |
moeilijk te klieven hout |
taai hout:
tē̜x hǭt (Q002p Hasselt),
wring hout:
vręŋ hǭt (Q002p Hasselt),
wringerig hout:
vriŋǝrix hǭt (Q002p Hasselt)
|
Hout dat moeilijk te klieven is. Dit kan onder meer worden veroorzaakt door het feit dat het hout gedraaid is of doordat er veel noesten in het hout zitten. [N E, 4]
II-12
|