21600 |
belofte niet houden |
gedaan maken:
gedaan maken (Q002p Hasselt),
uitmaken:
uitmaken (Q002p Hasselt),
zijn woord breken:
weurt brieəke (Q002p Hasselt),
word briejeke (Q002p Hasselt),
ze woord brieèke (Q002p Hasselt),
zijn woord door de nek trekken:
wāt dør gəns nak trekə (Q002p Hasselt)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
bel"kə pōsə (Q002p Hasselt),
bəleūkə paosə (Q002p Hasselt)
|
Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] || Beloken Pasen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
32572 |
bemesten |
bemesten:
bǝmęstǝ (Q002p Hasselt),
mesten:
męstǝ (Q002p Hasselt)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
33762 |
benamingen van het paard naar de leeftijd |
jaarling:
jǭrleŋ (Q002p Hasselt),
tweejarig:
twjø̜̄rex (Q002p Hasselt)
|
Namen voor het onderscheid naar de leeftijd zijn talrijk. Specifieke namen treffen wij vooral aan tijdens de ontwikkeling van jong veulen tot paard. Na één jaar is het een jaarling. Wordt het op anderhalve à tweejarige leeftijd voor het eerst met een merrie voor een voertuig gespannen, dan heet het aanspanner of achttienmaander. Zijn de veulens na circa twee jaar volwassen geworden, dan zijn het tweejarigen of twenters. Nadien worden nog weinig specifieke namen volgens de leeftijd gegeven, behalve als de paarden (te) oud geworden zijn: ouder paard (zes tot twaalf jaar), oud paard (dertien jaar en meer). De leeftijd van een paard kan worden vastgesteld aan de hand van het gebit. Als alle vaste snijtanden volledig doorgekomen zijn, heeft het een "volwassen gebit". Vanaf nu wordt de leeftijd bepaald op grond van de veranderingen die zich op het kauwvlak van de ondertanden voltrekken en van de hoek die de ondertanden met deze uit de bovenkaak vormen. Tot achtjarige leeftijd is de ouderdom nauwkeurig vast te stellen; daarna wordt het wat moeilijker en noemt men een paard aftands. [A 32, 11a, 11b, 11c, 11d, 11e en 11f; A 45, 28a; N 8, 5, 15, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
benàt (Q002p Hasselt),
bənāt (Q002p Hasselt),
bəuūt (Q002p Hasselt),
benauwds:
bənāt⁄š (Q002p Hasselt),
drukkend (weer):
drēͅkənt (Q002p Hasselt),
drukkende lucht:
(v.)
drēͅkəndə loͅx (Q002p Hasselt),
graslucht:
gràsloͅx (Q002p Hasselt),
laf (weer):
laf (Q002p Hasselt),
mottig (weer):
moͅtex wīr (Q002p Hasselt),
moͅteͅx (Q002p Hasselt),
moͅtəx (Q002p Hasselt)
|
benauwd, loom (weer) [ZND m] || lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel, drukkend warm (mof, smoel) [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
17672 |
benen (spotnamen) |
boonstaken:
buənstakə (Q002p Hasselt),
daggels:
WNT: daggelen, ww. 1) Wild rondlopen
stēv džagəls (Q002p Hasselt),
die kan geen varken in een hoek jagen:
Wordt gezegd van iem. met kromme benen.
diə kan ge voͅrəkə en ən uk jagə (Q002p Hasselt),
pikkels:
pekəls (Q002p Hasselt),
pikkels (Q002p Hasselt),
poten:
goed van poten (Q002p Hasselt),
poͅuətə (Q002p Hasselt),
spillebenen:
speləbin (Q002p Hasselt),
stamineebenen:
(stamineebien wordt gezegd van iem. die een broek met smalle pijpen draagt.
staminebin (Q002p Hasselt),
stokken:
stekke (Q002p Hasselt),
stekken (Q002p Hasselt),
steͅkə (Q002p Hasselt),
weipalen:
Wanneer men naar de gezondheid van iem. vraagt: ich ston noch op twee weepole.
wepōͅlə (Q002p Hasselt),
zijn ma heeft zijn broek krom gestreken:
Wordt soms gezegd van iem. met kromme benen.
diə zən ma het sən bruk krump xəstrekə (Q002p Hasselt)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17860 |
bengelen |
bengelen:
beŋələ (Q002p Hasselt)
|
bengelen [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
30190 |
bepleisteren |
lemen:
liǝmǝ (Q002p Hasselt),
plakken:
plakǝ (Q002p Hasselt)
|
De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.]
II-9
|
24564 |
berenklauw |
foep:
fluit uit stengel van bereklauw
foeph (Q002p Hasselt)
|
bereklauw, stengel van
III-4-3
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèrrəch (Q002p Hasselt)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|