18325 |
mouwschort |
mantelvoordoek:
mantəlviəreŋ (Q002p Hasselt),
mantəlvīreŋ (Q002p Hasselt)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
maĕg (Q002p Hasselt),
mèk, mèg (Q002p Hasselt)
|
mug [Willems (1885)]
III-4-2
|
33767 |
muil |
muil:
mǭlj (Q002p Hasselt)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
snuitband:
snǭt˱bánt (Q002p Hasselt)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
kopband:
kǫp˱[band] (Q002p Hasselt),
muilband:
mø̜̄.l[band] (Q002p Hasselt)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
korf:
kɛrǝf (Q002p Hasselt),
muilkorf:
mø̜lkē̜rf (Q002p Hasselt)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
mūīÒlpier (Q002p Hasselt),
Plat.
mueëlpieër (Q002p Hasselt)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || muilpeer [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
instekertje:
Zie ook afb. p.308.
è.nstië.kerkes (dim. mv.) (Q002p Hasselt),
muiltje:
melkəs (Q002p Hasselt),
muilkes (Q002p Hasselt),
sleffertje:
[Vgl. WBD III, 1.3: sloffer (ook sleffer).]
sleͅfərkəs (Q002p Hasselt)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] || muiltjes: *instekertjes, pantoffels zonder hiel || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēə.s (Q002p Hasselt),
mø͂ͅs (Q002p Hasselt)
|
muis [Willems (1885)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
muis (Q002p Hasselt),
mèù.əs (Q002p Hasselt),
møͅəs (Q002p Hasselt)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|