24560 |
berk |
berk:
beͅrək (Q002p Hasselt)
|
berkeboom [ZND m]
III-4-3
|
19540 |
berkenbezem |
bezem:
m.
bɛsəm (Q002p Hasselt),
sneeuwbezem:
snøͅbɛsəm (Q002p Hasselt)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beslaa.g (Q002p Hasselt),
beslaach krège (Q002p Hasselt),
beslaag kreige (Q002p Hasselt),
beslaag kreiëge (Q002p Hasselt),
beslaag krēge (Q002p Hasselt),
beslag (Q002p Hasselt),
bəslâch krēͅigə (Q002p Hasselt)
|
beroerte || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] || Een plotselinge stoornis in de bloedsomloop, in de hersenen waarbij spraakstoornissen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
28587 |
beroker |
beroker:
bǝrū.kǝr (Q002p Hasselt)
|
Rookverwekkend apparaat ter kalmering van de bijen, dat men met de hand of mechanisch bedient. Hiermee hoeft men niet, zoals bij een gewone tabakspijp, eerst in te ademen. Men kan er oude lappen, surrogaat-tabak, houtwol, droog mos en andere dingen in stoken. De beroker blijft doorsmeulen en wanneer men rook nodig heeft, doet men een paar slagen met de blaasbalg. Er zijn ook berokers die met een veer werken. Wanneer die opgewonden is, kan het apparaat zichzelf enige tijd aanjagen. Het type Vulcan werkt met zo''n veer. [N 63, 77e; N 63, 76b; N 63, 76a; N 63, 73d; Ge 37, 158; monogr.]
II-6
|
26051 |
berrie |
be(e)r:
bør (Q002p Hasselt),
ber(r)e:
bɛrǝ (Q002p Hasselt),
brancard:
braŋkār (Q002p Hasselt)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
vaarhouten:
vār(h)ǭtǝ (Q002p Hasselt),
vaarstenen:
vārstin (Q002p Hasselt)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20540 |
beschimmelen |
beschimmelen:
bəsxeͅmələ (Q002p Hasselt)
|
beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
beschèè.t (Q002p Hasselt),
1a-m
beschɛ̄t (Q002p Hasselt),
meschèt (Q002p Hasselt),
məsx.ē.t (Q002p Hasselt),
məsxøͅt (Q002p Hasselt),
1a-m met lengteteken op de swa
bəsxət (Q002p Hasselt),
məsxət (Q002p Hasselt),
Verklw. mechèè.tsje
meschèè.t (Q002p Hasselt)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
granul:
Syst. Frings Woord van jongste generatie dialectsprekers (15-17 jaar).
granylē (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
mastel:
Syst. Frings
məteͅl (Q002p Hasselt)
|
Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|