e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Hasselt) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oostindische kers paterkapjes: ook wel kapucijnbloem  paterkepkes (Hasselt, ... ), paterskapje: © oostindische kers?  poaterskèpke (Hasselt, ... ) capucijntje (bloem) || Oostindische kers I-7, III-2-1
oot wilde haver: onbekend  wi:lən ha:vər (Hasselt) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
oot, wilde haver wilde haver: wīlǝ ǭvǝr (Hasselt) Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-5
op bedevaart gaan bedevaart gaan: və gōm bievət (Hasselt), və gōn bjovət (Hasselt), bedeweg gaan: və gōm biewiech (Hasselt), een bedevaart doen: vie goan ien beevârt douën (Hasselt), een bedeweg doen: vie goan ien biewieg douën (Hasselt) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de dril zetten (1 april) op de dril schikken: Den ie.sten_april schiekke zalle gekken_obben dri.l: de eerste april zendt men de gekken waar men wil.  ej.mand obben dri.l schiekke (Hasselt) Iemand op de dril sturen, d.i. hem op 1 april beetnemen door hem met een fiktieve boodschap te belasten. III-3-2
op de loop gaan bijzen: B.v. toën em mich zouch mosjem zein beize (hard ervan door lopen).  beͅzə (Hasselt), eruit muizen: B.v. as t op werreke ankim, mös ze ter altet öt.  tərøͅt møͅzə (Hasselt), ervanonder trekken: vanoͅndər trekə (Hasselt), op de loop gaan: op de lōēp gaon (Hasselt) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || op den loop gaan [ZND 01 (1922)] III-1-2
op de markt verkopen de markten doen: ps. omgespeld volgens Frings.  də meͅrəkə duən (Hasselt), kramen: ps. omgespeld volgens Frings.  goͅn krāmə (Hasselt), krāmə (Hasselt) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de schouder zitten op de knoken zitten: op pa zène kneuk zitte (Hasselt) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen tenentreder (zn.): nən tinəntriər (Hasselt) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2