20320 |
oude man |
oude bok:
nen aaə bok (Q002p Hasselt),
oude man:
dəgøjənāman esbezəpjārt dørəteͅsgəzak en ent kāt wātər gəvallə (Q002p Hasselt),
oude mens:
də gu[i}jənā minzeͅzbezəpjaard dör teͅs gəbräk ən eͅnt kā[ə}t wātər gəvalə (Q002p Hasselt),
də guøi}jənā minzezbəzəpjārtōͅər teͅəs gəbrōukə ən entkāt wātər gevalə (Q002p Hasselt)
|
De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] || een oude man
III-2-2, III-3-1
|
28454 |
oude raat |
broedraat:
broǝtrāt (Q002p Hasselt)
|
Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e]
II-6
|
28526 |
oude stok |
stok:
stok (Q002p Hasselt)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
18649 |
oude versleten hoed |
weerhoed:
wer(h)uət (Q002p Hasselt),
wiərhuət (Q002p Hasselt)
|
hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20319 |
oude vrouw |
oud kebabbel:
Mar.: contaminatie?; cf. WNT s.v. "kebbelen"(verg. kwebbelen) afl.: kebbel; zie ook WNT s.v. "babbelen"; afl. babbel;
‧n aa kebabbel (Q002p Hasselt),
oud moedertje:
’n aa.d mouë.derke (Q002p Hasselt),
oude vrouw:
aa vreu (Q002p Hasselt),
aa vréú (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
een oude vrouw [ZND 05 (1924)] || oud vrouwspersoontje || oude vrouw
III-2-2, III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
van het oud in het nieuw:
Vaan d`aa.d èn `t nöë vejere: oudejaarsavond vieren.
van d`aa.d èn `t n (Q002p Hasselt)
|
Oudejaarsavond: Van het oude in het nieuwe (jaar).
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
aars (Q002p Hasselt),
znd 44, 27;
aars (Q002p Hasselt),
ours (Q002p Hasselt)
|
ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
aarwètsch (Q002p Hasselt),
aderwèts (Q002p Hasselt),
ādərwets (Q002p Hasselt)
|
ouderwets || Ouderwets. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
20187 |
oudste zoon |
oudste zoon:
adste zoon (Q002p Hasselt)
|
oudste zoon [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
25514 |
ovenkrabber |
poker:
pōkǝr (Q002p Hasselt)
|
Werktuig, meestal van ijzer, om het vuur in de oven te verspreiden. Vergelijk het lemma ''werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald''. Zie afb. 11. [N 29, 8b; N 29, 6; LB 2, 218; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|