| 33817 |
overgevoelig paard |
janker:
ja.ŋkǝr (Q002p Hasselt),
kwaker:
kwākǝr (Q002p Hasselt)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
| 19465 |
overgordijn |
gardijn:
gardèèn (Q002p Hasselt),
gordijn:
gerdèèn (Q002p Hasselt),
store (fr.):
stōͅr (Q002p Hasselt),
Fr. store
stoar (Q002p Hasselt)
|
gordijn || overgordijn
III-2-1
|
| 28997 |
overhandsen, omslingeren |
oversteken:
oversteken (Q002p Hasselt)
|
Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30]
II-7
|
| 18695 |
overhemd |
hemd:
(h)emə (Q002p Hasselt),
hemə (Q002p Hasselt)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33899 |
overhoef |
form:
fǫrǝm (Q002p Hasselt)
|
Verdikking van het kroonbeen boven de hoef. De knobbels op de kroonrand kunnen het gevolg zijn van eigen kroonbetrappeling, verstuiking en misstappen op een oneffen boden, of door betrappeling van andere paarden, vooral bij het draaien op het veld. Als deze beenwoekering groot van omvang is, wordt het kroongewricht stijf en gaat het paard kreupel. Zie afbeelding 14. [N 8, 90m]
I-9
|
| 32799 |
overhoeks eggen |
overhoeks [eggen]:
ēvǝrhuks (Q002p Hasselt)
|
Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.]
I-2
|
| 33180 |
overig pootgereedschap |
aardhak:
jartak (Q002p Hasselt)
|
[N 18, 44]
I-5
|
| 18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (Q002p Hasselt),
paletot (fr.):
Fr. paletot.
pá.lteu (Q002p Hasselt),
pardessus (fr.):
pardəsy (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
paRdəsy (Q002p Hasselt),
pardəsy (Q002p Hasselt),
pardəsø (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
Fr. pardessus.
pardessuú (Q002p Hasselt)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33897 |
overkoot |
overgekoot:
ē.vǝrgǝkø̄ǝt (Q002p Hasselt),
overkoot:
ēvǝrkut (Q002p Hasselt)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
| 32796 |
overlangs heen en weer eggen |
op zich langs [eggen]:
ǫp ˲zix laŋs (Q002p Hasselt),
op zijn lang [eggen]:
op ˲zǝ lá.ŋk (Q002p Hasselt)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|