e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafel faggel: feggələn (Hasselt), franjel: franjels (Hasselt), fronjelen (Hasselt), kettel: keddələn (Hasselt), rafel: riefels (Hasselt), rieëfəls (Hasselt), rafeltje: b.v. riëfelkes an ur (h)imme.  riëfelke (dim.) (Hasselt), vezel: fezele (Hasselt) rafel || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] III-1-3
ragebol halve maan: aləfmōͅn (Hasselt), spinnengeweefborstel: m.  spēͅnəgəwiəfboͅsəl (Hasselt), spinnenkop: bezem met harde haren om de spinnewebben te verwijderen  spēͅnəkoͅb (Hasselt), spinnenveger: spenəviəgər (Hasselt) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol [ZND B1 (1940sq)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rails railen (<eng.): relle (Hasselt), rails (<eng.): rails (Hasselt), rels (Hasselt, ... ), richels: riegels (Hasselt, ... ) rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rammelaar rammeltje: e remmelke (Hasselt), WNT rammel IV.  remmelke (Hasselt), rijder: rēͅər (Hasselt), rammelaar  rèèr (Hasselt) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || konijn, mannetje || Rammel2: Kinderrammelaar. || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rammelkar bommelkar: bumǝlkār (Hasselt), hoddelkar: hǫdǝlkār (Hasselt) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rammenas rammenas: ramanas (Hasselt), ramenas (Hasselt), rammenas (Hasselt), rəmənas (Hasselt) [ZND 41 (1943)]rammenas I-7
rand van een hoed boord: bōͅRt (Hasselt), rand: rangk (Hasselt, ... ) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank paard renpaard: ręnpi̯ā.t (Hasselt) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil ooruil: urēͅl (Hasselt) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: gastig (Hasselt), gastig spek (Hasselt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  jà.stəx (Hasselt) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig spek III-2-3