e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regels rijbanden: rē̜ban (Hasselt) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: riege (Hasselt), rieəge (Hasselt), rijəŋər (Hasselt), rië.rieng (Hasselt), riəgən (Hasselt, ... ), rīreŋ (Hasselt), rīəgəl (Hasselt), (m.)  rijəgəl (Hasselt) regen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: də rīreŋbox (Hasselt), rīreͅŋbø͂ͅx (Hasselt) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje bijs: ən bēͅs (Hasselt), (v.)  bēͅs (Hasselt), guts: (v.)  geͅts (Hasselt, ... ), licht bijsje: ə lix bēͅskə (Hasselt) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: riēͅ.gələ (Hasselt), riēͅ.gənə (Hasselt), rieͅ.əŋə (Hasselt), rireͅŋə (Hasselt), rië.gele (Hasselt), rië.gene (Hasselt), rië.rienge (Hasselt), rië.ringe (Hasselt), riəgələ (Hasselt), riəgənə (Hasselt), rīreŋə (Hasselt) regenen [ZND m] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenjas impermable (fr.): ēͅpərmiabəl (Hasselt), e͂ͅpərmeabəl (Hasselt), Fr. imperméable.  e͂pèrmeja.bel (Hasselt), regenjas: riəgənjas (Hasselt, ... ) damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijp buis: bys (Hasselt), goot: gø̄t (Hasselt), gōt (Hasselt), gő̄t (Hasselt) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenwolkje donderwolkje: (o.)  doͅndərwoͅləkske (Hasselt), watermannetje: ə wa͂tərmeͅnəkə (Hasselt), (o.)  watərmeͅnəkə (Hasselt) regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenworm piering: peiriŋ (Hasselt), pej.ering (Hasselt), peərəŋ (Hasselt), pēīring (Hasselt), pīreŋ (Hasselt, ... ), pīəreŋ (Hasselt), worm: wēͅrəm (Hasselt), weͅ.rəm (Hasselt), worm (Hasselt), wè.rrem (Hasselt) pier, aardworm [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)], [ZND B2 (1940sq)] || pier, worm || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm [Willems (1885)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] || worm, alg. [ZND m] III-4-2
regulateur regulateur: Fr. régulateur  regəlatø͂ͅr (Hasselt) regulator III-2-1