e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reiken naar pakken naar: pakken naar iets (Hasselt), pakə (Hasselt) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
reinigingsvlucht voorjaarsvlucht: vērjǭrsvlɛxt (Hasselt) Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195] II-6
reis reis: L. Grootaers en J. Grauls, Klankleer van het Hasseltsch dialect. Leuven, 1930, blz. 56.  rēs (Hasselt) reis [ZND m] III-3-1
reischaaf reischaaf: rēsxāf (Hasselt) Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.] II-12
reiskoffer valies (<fr.): valejs (Hasselt) valies III-3-1
reizen pastorale bijenteelt: pastorale bijenteelt (Hasselt) Vervoeren en verplaatsen van bijenvolken naar vruchtbare drachtgebieden zoals heide en koolzaadakkers. Wanneer men geen of geen goed drachtvelden in de buurt heeft, zal men de bijenvolken verhuizen naar de goede drachtvelden met kar, bijenwagen, vrachtwagen, hondskar of kruiwagen. Zowel korf- als kastimker reizen de bloemen achterna om de nodige honing te kunnen verzamelen. Het reisvaardig maken van de korven vereist minder werk dan dat van de meeste kasten. Maar het reizen moet met zorg gebeuren, bij voorkeur ''s nachts en met het vlieggat gesloten. [N 63, 103a; N 63, 103b; Ge 37, 167; monogr.] II-6
rek rek: Verklw. rèkske  rèk (Hasselt) plankenrek III-2-1
rekenen cijferen: ceifere (Hasselt), rekenen: riekene (Hasselt, ... ), rikenen (Hasselt), rèkenen (Hasselt), tellen: telle (Hasselt, ... ) rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1
relikwie relikwien: relekwieën (Hasselt) De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)] III-3-3
relikwiekastje relikwiekast: relekwiekast (Hasselt), schrijn: schrijn (Hasselt) Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)] III-3-3