e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel zien scheel kijken: schië.l (kej.ke) (Hasselt) scheel III-1-1
scheen scheen: sxēn (Hasselt) scheen [ZND m] III-1-1
scheen van de asarm scheen: sxēn (Hasselt) Het met ijzer versterkte uiteinde van de houten as waarmee de as in de naafholte steunt. [N 17, 55; N G, 49b] I-13
scheerapparaat scheermachine: scheermachine (Hasselt) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] III-1-3
scheermes schaars: sxā.rs (Hasselt) Scheermes [ZND 06 (1924)] III-1-3
schei scheien: sxēn (Hasselt) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelftakkenbossen, schelfhorden mutsems: mi̯ǫtsǝms (Hasselt) Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6
schelm schelm: sche.llem (Hasselt) schelm III-1-4
scheluw krom: krump (Hasselt), scheef: sxēf (Hasselt), scheel: sxīǝl (Hasselt), windscheef: wentsxīǝf (Hasselt) Gezegd van een plank of duig die scheef is doordat deze gekliefd is uit gedraaid hout. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N E, 3; monogr.] II-12
schelvis schelvis: schèlvès (Hasselt) schelvis III-2-3