e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sorteermachine sorteermachine: sǫrtērmǝšin (Hasselt), trieur: trii̯ø̄r (Hasselt) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand onderrapen: ǫndǝrā.pǝ (Hasselt) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine sorteren: sǫrtērǝ (Hasselt), triëren: trii̯ērǝ (Hasselt) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak speken: spikǝn (Hasselt) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop schup: sxę.p (Hasselt), sxęp (Hasselt), spade: spai̯ (Hasselt) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
span, maat tussen duim en pink span: span (Hasselt) span, afstand tussen duim en pink III-4-4
spanne spanne: Kil. spanne, intervallum inter pollicem et minimum digitum.  span (Hasselt) Span: Spanwijdte tussen de toppen van duim en pink (term uit het knikkerspel). III-3-2
spanne add. uitspansel: Vgl. Nl. de vingers uitspannen.  e.tspansel (Hasselt) Uitspansel: Resterende afstand tot de knikker nadat men één of meer spannen (spanwijdten) genomen had (om te zien wiens knikker het dichtst bij het kuiltje of een ander voorwerp lag). III-3-2
spanstokje knevel: knēvǝl (Hasselt), vlegelknuppel: vlēgǝlknępǝl (Hasselt) Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65] I-8
spartelen spartelen: spartele (Hasselt) spartelen III-1-2