e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spek spek: spek (Hasselt), spɛ̄.k (Hasselt, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: blokjes spek erin gemengd  spekkoek (Hasselt), Syst. Frings  spɛkkuk (Hasselt, ... ) pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spel (alg.) spel: e speehel (Hasselt), spee.l (Hasselt), speel (Hasselt) spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. [Willems (1885)] || Spel: 1. Spel. III-3-2
speld speld: speͅl (Hasselt), spelde: spęl (Hasselt), spɛl (Hasselt) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)] II-7, III-1-3
speldenkussen speldekussen: spɛlkøsǝ (Hasselt) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: spe.le (Hasselt), speehle (Hasselt), spêlen (Hasselt) spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)] || Spelen: 1. Spelen. III-3-2
spenen spenen: spięnǝ (Hasselt), van het paard zetten: van t pi̯āt zętǝ (Hasselt) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperwer blotser: blotser (Hasselt), sperwer: spellever (Hasselt), sperver (Hasselt), speͅləvər (Hasselt), speͅrəvər (Hasselt), spéllever (Hasselt), spɛlvər (Hasselt), spɛrvər (Hasselt) sperwer [DC 42b (1967)], [Willems (1885)], [ZND m] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
sperziebonen brekers: breeker (Hasselt), struikerwten: strōē.ke.rte (Hasselt) erwt || struikerwten I-7
spie spie/spij: spē̜(i̯) (Hasselt) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3