18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalot (<fr.):
kaloͅt (Q002p Hasselt),
kalotje (<fr.):
kaloͅtšə (Q002p Hasselt),
kostersmuts:
koͅstərsmøts (Q002p Hasselt)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22887 |
binnenspeler |
center (<fr.):
center (Q002p Hasselt),
inside (eng.):
inside (Q002p Hasselt),
Eng. inside.
è.nzèt (Q002p Hasselt),
Inzet (inside).
eͅ.nzet (Q002p Hasselt)
|
Binnenspeler. || Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers? || Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
eeverechts (Q002p Hasselt),
b.v. dzj`(h)èt ur vareus ~ .n
everechs (Q002p Hasselt)
|
averechts || krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnenmaal:
benəmal (Q002p Hasselt),
benəmāl (Q002p Hasselt)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
ne sinnema (Q002p Hasselt),
No de cinnema goa.n.
cinnema (Q002p Hasselt)
|
Cinema. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28412 |
bisschopskorf |
muts:
muts (Q002p Hasselt),
mutsenkorf:
møtsǝnkɛrf (Q002p Hasselt)
|
Mandkorf met een spitse kop. De bisschopskorf of bisschopsmuts is een ander model korf dan de zwanehals. Bij de bisschopskorf loopt het bunt niet door tot boven de top van de korf zoals dat wel het geval is bij de zwanehals. Het inregenen wordt bij de bisschopskorf verhinderd door een strooien kraag die aan de top met een houten spijl is vastgemaakt (Gelens 1963, pag. 51). De bisschopskorf is een zeer oude bijenwoning. Een model hiervan werd onder andere gevonden bij opgravingen in Wijk bij Duurstede (Dorestad). [N 63, 3b; N 63, 3e; N 63, 3g]
II-6
|
33936 |
bit |
gebit:
gǝbē.t (Q002p Hasselt),
stang:
staŋ (Q002p Hasselt)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
33938 |
bitringen |
ringen:
reŋ (Q002p Hasselt)
|
De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44]
I-10
|
19352 |
bits |
krekelachtig:
vgl. Hasselt Wb. (pag. 251): krekel, 1. krekel; -2. vervelend, zeurderig kind; 3. kregel, snibbig persoon.
kriekelechtig (Q002p Hasselt),
krikkelachtig:
vgl. Hasselt Wb. (pag. 251): krekel, 1. krekel; -2. vervelend, zeurderig kind; 3. kregel, snibbig persoon. WNT sub krekelen: afl. krekelachtig, onaangenaam humeur.
kriekelechtig (Q002p Hasselt),
ongedachtig:
dieje ès nog al ongediechtig (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
pikant:
hiej ès piekant (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
ruw:
dieje ès nog al reu (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)]
III-1-4, III-3-1
|
33937 |
bitstang |
stang:
staŋ (Q002p Hasselt)
|
De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42]
I-10
|