e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen kalot (<fr.): kaloͅt (Hasselt), kalotje (<fr.): kaloͅtšə (Hasselt), kostersmuts: koͅstərsmøts (Hasselt) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnenspeler center (<fr.): center (Hasselt), inside (eng.): inside (Hasselt), Eng. inside.  è.nzèt (Hasselt), Inzet (inside).  eͅ.nzet (Hasselt) Binnenspeler. || Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers? || Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
binnenstebuiten averechts: eeverechts (Hasselt), b.v. dzj`(h)èt ur vareus ~ .n  everechs (Hasselt) averechts || krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)] III-1-3
binnenzak binnenmaal: benəmal (Hasselt), benəmāl (Hasselt) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bioscoop cinema: ne sinnema (Hasselt), No de cinnema goa.n.  cinnema (Hasselt) Cinema. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)] III-3-2
bisschopskorf muts: muts (Hasselt), mutsenkorf: møtsǝnkɛrf (Hasselt) Mandkorf met een spitse kop. De bisschopskorf of bisschopsmuts is een ander model korf dan de zwanehals. Bij de bisschopskorf loopt het bunt niet door tot boven de top van de korf zoals dat wel het geval is bij de zwanehals. Het inregenen wordt bij de bisschopskorf verhinderd door een strooien kraag die aan de top met een houten spijl is vastgemaakt (Gelens 1963, pag. 51). De bisschopskorf is een zeer oude bijenwoning. Een model hiervan werd onder andere gevonden bij opgravingen in Wijk bij Duurstede (Dorestad). [N 63, 3b; N 63, 3e; N 63, 3g] II-6
bit gebit: gǝbē.t (Hasselt), stang: staŋ (Hasselt) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen ringen: reŋ (Hasselt) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bits krekelachtig: vgl. Hasselt Wb. (pag. 251): krekel, 1. krekel; -2. vervelend, zeurderig kind; 3. kregel, snibbig persoon.  kriekelechtig (Hasselt), krikkelachtig: vgl. Hasselt Wb. (pag. 251): krekel, 1. krekel; -2. vervelend, zeurderig kind; 3. kregel, snibbig persoon. WNT sub krekelen: afl. krekelachtig, onaangenaam humeur.  kriekelechtig (Hasselt), ongedachtig: dieje ès nog al ongediechtig (Hasselt, ... ), pikant: hiej ès piekant (Hasselt, ... ), ruw: dieje ès nog al reu (Hasselt, ... ) Hoe zegt ge &lt;&lt; hij is nogal bits, scherp, prikachtig&gt;&gt; in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-1
bitstang stang: staŋ (Hasselt) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10