e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strepen uitstrepen: uitstrepen (Hasselt) In naaiwerk ingeregen plooien met een naald of speld inkrassen. [Gi 1.IV, 36] II-7
strijkbord, riester riester: ristǝr (Hasselt), rīstǝr (Hasselt) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
strijken strijk: stree.k (Hasselt) het strijken van linnengoed III-2-1
strijker strijker: strē.kǝr (Hasselt) Paard dat de poten te dicht bij elkaar zet en tijdens het gaan met de enkels tegen elkaar wrijft, waardoor vooral verwondingen aan de kogel (zie het lemma ''kogel'' 3.5.6) kunnen ontstaan. Vgl. het lemma ''haarenkelen'' (5.26). [N 8, 84d] I-9
strijkijzer strijkijzer: strèè.kèè.zer (Hasselt) strijkijzer III-2-1
stro strooi: stroi̯ (Hasselt), strui̯ (Hasselt), strūi̯ (Hasselt), struu: strøi̯ (Hasselt) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stro binden binden: bęnǝ (Hasselt) Het uitgedorste stro wordt tot bussels samengebonden.Vergelijk ook het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Opgaven van het type "bussels maken" zijn hier niet opgenomen; het zelfstandig naamwoord is in het lemma ''bussel uitgedorst stro'' (6.1.27) opgenomen. [N 14, 25 en 28; monogr.] I-4
stroef ijl: ēͅl (Hasselt), zuur: zūŭər (Hasselt), zūər (Hasselt) Stroef, gezegd van de tanden (b.v. na het eten van een zure appel) [N 10B (zj)] III-2-3
strompelend lopen bij het aantrekken aanstoten: ānstūǝtǝ (Hasselt), schampen: sxampǝ (Hasselt  [(met de hoeven uitglijden)]  ) [N 8, 62k, 73, 79 en 80] I-9
stronk, boomstronk boomtronk: būmtruŋk (Hasselt), stronk: strē̜ŋk (Hasselt) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8