e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinkervel kelver: kelver (Hasselt), keͅləvər (Hasselt), kèllever (Hasselt, ... ), køͅləvər (Hasselt), kervel: kervel (Hasselt) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinman, boomkweker hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  oͅvənīr (Hasselt) [RND 08] I-7
tuinmuur rijmuur: rimūr (Hasselt) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant doornhaas: djōͅn hasə (Hasselt) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: tētəl (Hasselt), m.  tētəl (Hasselt, ... ), van koffiepot Verklw. tee.telke  tee.tel (Hasselt) tuit || tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tulband sultan: Syst. Frings  søltan (Hasselt) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
tureluur heikluut: (hē)klyt (Hasselt) tureluur (28 minder algemeen dan grutto [111]; lijkt wel een kleine bruine uitgave ervan met rode pootjes en snavel; roep [tuu-tu-tu] en [teluuje, teluuje] [N 09 (1961)] III-4-1
turfbijl turfhak: tē̜rǝfǫk (Hasselt) Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4
turfmolm molm: oləm (Hasselt) [ZND 01 (1922)] I-7
turfspa turfschup: tęrǝfsxē̜p (Hasselt) Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.] II-4