e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veevoer verzamelen halen: ā.lǝ (Hasselt), maaien: mān (Hasselt), plukken: plękǝ (Hasselt) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11
veevoerkookketel fornuisketel: fǝrnǭskētǝl (Hasselt) De ketel waarin het voer voor het vee gekookt en gemengd wordt. In deze ketel wordt ook wel de was gekookt. Soms worden het voer voor de koeien en dat voor de varkens in dezelfde ketel bereid, meestal echter niet; zie het lemma "varkensketel" (2.2.11). De ketel kan apart, los zijn of (moderner) vast (als een ronde bak met een deksel en een aftapkraan) met een vuur verbonden zijn dat er onder brandt. Aan dit laatste doen vooral de benamingen stookketel, stoomketel en machinesketel denken. De inhoud is dan 100 liter of meer, de hoogte van het geheel ongeveer 150 cm en de doorsnede ruim 100 cm. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5 A, 35b; N 4, 57; monogr.] I-6
vegen, keren bezemen: besseme (Hasselt), borstelen: boͅsələ (Hasselt), keren: kië.re (Hasselt), kīi̯ərə (Hasselt), kīrə (Hasselt), uitborstelen: høͅi̯t˂boͅsələ (Hasselt), øət˂boͅsələ (Hasselt), vegen: viëge (Hasselt) bezemen || de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || vegen III-2-1
veger veger: viǝgǝr (Hasselt) Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en jonge bijen. In plaats van de koningin te zoeken veegt men bij deze methode al de bijen van de ramen in een lege kast, waarin dan de nodige ramen gehangen worden. De vliegbijen zullen de veger verlaten en terugkeren naar de oude staanplaats. Zo blijven alleen de koningin en de zeer jonge bijen in de nieuwe kast. De oude kast zal, wanneer zij de moerloosheid vaststelt, koninginnendoppen aanzetten om het oude peil opnieuw te bereiken (Eeckhout, pag. 148). [N 63, 92b; N 63, 37e] II-6
vel op gekookte melk broek: brok (Hasselt), zaan: zǭn (Hasselt) Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b] I-11
vel op melk brok: brok (Hasselt), ook mat. van ZND 14, vr. 23  broͅk (Hasselt), zaan: zōͅn (Hasselt), ook mat. van ZND 14, vr. 23  zōͅn (Hasselt) vel op gekookte melk || velletje dat op de melk komt bij het koken [ZND B2 (1940sq)] || velletje op melk [ZND 06 (1924)] III-2-3
veldduif veldkets: Meestal mv.  ve.ldkets (Hasselt) Veldduif: Wilde duif. III-3-2
veldkruis kruis: kreès (Hasselt) Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)] III-3-3
veldleeuwerik, leeuwerik leeuwerik: liewərik (Hasselt, ... ), liewerk: liwɛ̄rk (Hasselt), līēwērk (Hasselt), līweͅrək (Hasselt, ... ) leeuwerik [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m] || leeuwerik: veldleeuwerik (17,5 zeer bekend; overal op het open veld, talrijk op trek; prachtige, luide, langdurige zang hoog in de lucht [N 09 (1961)] III-4-1
veldstrengen koppel: %%meervoud%%  kǫpǝls (Hasselt), ploegtrekken: [ploeg]trękǝ (Hasselt), trekken: trękǝ (Hasselt) De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.] I-2