18128 |
waterpokken |
wijnpokken:
Wijnpokken (Z.N.).
wèè.npokke (Q002p Hasselt)
|
waterpokken
III-1-2
|
33631 |
waterput |
put:
pet (Q002p Hasselt),
peͅt (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
pøət (Q002p Hasselt),
pɛt (Q002p Hasselt),
waterput:
wātərpeͅt (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
wātərpɛt (Q002p Hasselt)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [Willems (1885)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
24274 |
waterral |
bemschaar:
of bremschaar, cf. ook waterschaar
bɛmsxir (Q002p Hasselt)
|
waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33093 |
waterring van de mijt |
euzeloop:
ē̜slup (Q002p Hasselt),
waterlaag:
wętǝrlō.x (Q002p Hasselt),
waterloop:
wātǝrlup (Q002p Hasselt)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
wātərsnɛp (Q002p Hasselt)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
watǝr[voor] (Q002p Hasselt),
wãtǝr[voor] (Q002p Hasselt)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
21675 |
wbd: afzeggen |
tenietdoen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tə neͅjt duən (Q002p Hasselt),
tə nītuən (Q002p Hasselt),
vernietigen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərnitegə (Q002p Hasselt)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə gōͅn guət (Q002p Hasselt),
goed opbrengen:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə breͅŋə gūət oͅp (Q002p Hasselt),
opbrengen:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēͅŋə n oͅp (Q002p Hasselt)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
foppen:
ps. omgespeld volgens Frings.
i eͅtəm gəfup (Q002p Hasselt),
laten stikken:
ps. omgespeld volgens Frings.
tər lōͅtə bēͅ stikə (Q002p Hasselt),
laten zitten:
ps. omgespeld volgens Frings.
də kūpər lōͅtə zetə (Q002p Hasselt),
lōͅtə zetə (Q002p Hasselt),
tər lōͅtə bēͅ zeͅtə (Q002p Hasselt)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōͅtgeͅlt (Q002p Hasselt),
kwātgeͅlt (Q002p Hasselt),
maquignongeld:
[verbastering van Fr. maquignon, 1. paardenkoper, (onbetrouwbare) veekoopman; -2. sjacheraar, koppelaar (?, rk)].
makəljoͅŋgeͅlt (Q002p Hasselt)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|